Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













De Oberkasseler Mens.

Vlakbij Oberkassel, in de omgeving van Bonn, ligt de Rabenlay. De Rabenlay is een van de toppen in het Siebengebirge. De Rabenlay bezat voor de aanleg van de steengroeve "Am Stingenberg" aan haar vooruitspringende punt, de Kuckstein, een steile rotswand. Deze is door de aanleg van de steengroeve verdwenen. Aan de voet van de rotswand, op een hoogte van 99 meter boven N.N. werden op 14 februari 1914 twee menselijke skeletten met grafgiften gevonden. Ze werden ontdekte bij het aanleggen van een weg in de steengroeve. De vindplaats lag circa 50 centimeter onder een laag puin van de steengroeve waaronder een circa 6 meter dikke laag van ongestoord verweringsmateriaal lag, bestaande uit meer of minder verweerde grote en kleine blokken basalt. Hierin en hierop was geen löss te vinden. Dit is belangrijk bij het bepalen van de leeftijd van de vondsten. Deze zijn zeker niet ouder dan de Solutrèen of de Magdaléniencultuur, aangezien alle oudere culturen uit de tijd van de lössafzettingen stammen. De Solutrèencultuur is echter nog nooit in dit gebied gevonden, daarom betreft het hier vrijwel zeker de Magdéliencultuur. Aan de dikte van de verweringslaag bovenop de vondsten is af te leiden dat de Ijstijd nog niet ten einde was toen de skeletten hier werden neergelegd. In het verdere verloop van de Ijstijd werd namelijk de verweringslaag bovenop het graf neergelegd. Aan de basis van dit verweringsmateriaal werden de skeletten, de grafgiften en een hoektand van een Edelhert (Cervus elaphus) en een tand van een Oeros (Bos primigensis) gevonden. De tand van het Edelhert diende waarschijnlijk als versiering aan een halsketting. Het bewerkte schaambeen van een beer is te duiden als een amulet. Daarnaast lagen er ook resten van andere dieren, zoals een tand van een Holenbeer (Ursus spelaeus) en botten van een Ree (Capreolus capreolus) en stukken houtskool die ten dele aan de botten vastkleefden. Deze lagen allemaal in een laag rood poeder op en in zandige leem. Eronder bevond zich een 4 meter dikke laag Rijnzand en helemaal onderaan basalt. De skeletten lagen niet meer in hun oorspronkelijke verband. Het ging om de overblijfselen van een circa 50 jarige man en een 20 jarige vrouw. Na reconstructie van de resten kon men vaststellen dat de vrouw een lengte van circa 1,55 meter en de man een lengte van circa 1,60 meter moet hebben gehad. Bij hun lag ook een hond begraven, die waarschijnlijk nog redelijk wolfachtig heeft uitgezien. Hiervan werd de kaak ontdekt. Het gaat hierbij om de oudste vondst van een hond als huisdier ter wereld. Het dier had de grootte van een herdershond. De ouderdom van de botten van de hond wordt op ongeveer 14.000 jaar geschat. Uit deze periode zijn op meerdere plekken, onder meer in Voor-Azië, het Verre Oosten en Noord-Amerika botten gevonden van wolfachtigen die tot huisdier werden omgevormd. Dit gebeurde overigens onafhankelijk van elkaar, maar het heeft waarschijnlijk wel te maken met de toenemende intelligentie van de mensen. De skeletten lagen onder een aantal platte basaltblokken en waren met een rode kleurstof bestrooid. Ook lagen er grafgiften in de vorm van kunstzinnig bewerkte dierlijke botten, waaronder één in de vorm van een paardenkop, twee bewerkte botten zonder versieringen en een soort 20 centimeter lange staaf uit bot met een sierlijke dierenkop. De mensen behoorden tot de zogenaamde Cromagnon-mensen (Homo sapiens fossilis), een directe voorganger van de huidige mens. Deze leefde tussen 14.000 en 11.500 jaar voor Christus, dus aan het einde van de laatste IJstijd. Deze tijd wordt ook wel gezien als de overgang tussen de Oude en de Midden-Steentijd. De Cromagnon-mens leefde van de jacht en verzamelde ook voedsel, maar hield zich toch al langer op zijn woonplaats op dan zijn voorgangers. De Cromagnon-mens is bekend van de grottekeningen in de Dordogne-regio in Frankrijk (o.a. Lascaux) en Spanje. Deze mensen leefden in grotere groepen en hadden op deze plek waarschijnlijk een kampement waar ze ook hun doden begroeven. Opvallend bij de botten zijn de sterk ontwikkelde aanhechtingsplekken voor de spieren. De skeletten waren zeer goed bewaard gebleven en behoren tot de best onderzochte graven uit de Steentijd, waardoor de "Oberkasseler Mensch" groot belang heeft voor het onderzoek aan het ontstaan van de mens.
Bovendien behoorden ze, samen met de botten van de Neanderthalers, tot de eerste vondsten van mensen uit de Steentijd. De schedels en grafgiften zijn tegenwoordig te zien in het Rheinisches Landesmuseum te Bonn. Het zijn bovendien de enige vrijwel compleet behouden skeletten uit het Kwartair in Duitsland. Van de beroemde Neanderthaler uit het Düsseltal bij Mettmann zijn immers ook slechts delen van het skelet gevonden.