Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













De Geul.


     

De Geul is een zijrivier van de Maas. Ze ontspringt uit bronnen in de omgeving van Lichtenbusch, een dorp in de Belgische gemeente Eynatten, op een hoogte van 280 meter boven N.A.P., en mondt dan 56 kilometer stroomafwaarts bij Voulwammes, op een hoogte van 38 meter boven N.A.P. in de Maas uit. Het gemiddelde verval bedraagt circa 3 m/ km, waarbij het minimum van 1,33 m/ km bij Houthem wordt gehaald en het maximum van 7, 62 m/ km bij Epen.
Ten zuiden van Epen, bij Cottessen, komt de Geul Nederland binnen. Tweederde, ofwel 36 kilometer, van de rivier ligt in Nederland. De breedte van de dalbodem varieert van minder dan 100 meter in België tot meer dan 600 meter in Nederland. De Geul heeft in de loop der eeuwen vele meanders met afkalvende oevers gevormd. Bovendien heeft de Geul zich door beschoeiing in het verleden diep in het omliggende landschap ingesneden waardoor de meanders min of meer zijn vastgelegd.
Het is een snel stromende regenrivier met wisselende waterstanden die samenhangen met de hoeveelheid neerslag in het stroomgebied. De gemiddelde afvoer bedraagt 1 m3/ sec. bij de Belgisch/ Nederlandse grens en neemt toe tot 3 m3 in Meersen.
De Geul is zeer ondiep, bij normale waterstand varieert de diepte tussen de drie en de acht decimeter. Alleen bij watermolens, waar het water gestuwd wordt, kan de diepte oplopen tot anderhalve à twee m3.
De Geul behoort, samen met haar zijbeken, tot het stroomgebied van de Maas. Een stroomgebied is het gebied dat op een rivier afwatert, ongeacht of dit boven- of ondergronds is. Dus zowel het water dat direct of indirect, d.w.z. via zijbeekjes, in de rivier stroomt, en daarnaast het grondwater. De Geul heeft natuurlijk een eigen stroomgebied, waar naast de directe omgeving van de Geul, ook die van haar zijbeken behoort. En dat zijn er nogal wat. De Geul kent namelijk een groot aantal zijbeken en zijbeekjes. De voornaamste zijn: de Hohnbach, de Mechelerbeek, de Selzerbeek, de Eyserbeek en de Gulp. Van de 350 km2 die het stroomgebied beslaat, liggen 180 km2 in Nederland en de rest in Duitsland en België. Het stroomgebied wordt omsloten door een stedenband, bestaande uit de steden Aken, Heerlen, Kerkrade, Sittard, Geleen, Maastricht en Luik. De zuidelijke begrenzing vormt een heuvelrug van Henri- Chapelle via Hagelstein, Margraten en Rothem naar de Maas, de noordgrens wordt gevormd door het Aachener Wald, de westgrens door de Maas.

Hoe de Geul aan haar naam komt.

De naam van de Geul is zeer oud. De naam verschilt in de landen waar zij doorheen stroomt. In Nederlandstalige gebieden draagt het riviertje de naam “Geul”, in Franstalig België heet ze “la Gueule” en in het Duitstalige gebied wordt ze “die Göhl” genoemd. De huidige naam wordt voor het eerst vermeld in 1675, ervoor waren vele andere namen in gebruik. De oudste vermelding is Gulia, in 891, later volgden benamingen als 1341 Goylam, 1391 Gole, 1482 Goeel, 1560 Goel, 1576 Goeille, 1577 Gueel, 1580 Guele, 1598 Goyl.
De naam van de rivier is echter nog veel ouder, aangezien men bij een zijriviertje, de Gulp, te maken heeft met een samenvoeging van -Geul- en –apa-. Het woord “apa” is een waternamensuffix met een aanzienlijke ouderdom. Het werd reeds in de Germaanse taal gebruikt en wordt gerekend tot de periode die aan de volksverhuizing (300- 500 na Chr.) voorafging. Het is dus een voor- Middeleeuws woord. Hierdoor kan vermoedt worden dat de naam Gulp ook voor- Middeleeuws is. Schönfeld geeft een verklaring voor de naam “Geul”. Hij leidt de waternaam af van het appellativum geul, middelnederlandse “geule”, met de betekenis van smal, diep water. Het zou dan moeten gaan om diep ingesneden in het landschap. En dat past natuurlijk heel goed bij dit riviertje.

Een overgangsgebied.

Voor de mens vormde het stroomgebied van de Geul steeds een overgangs- en een doorgangsgebied. Bijvoorbeeld op het gebied van de taal, want in het Geuldal komen drie talen, de Duitse, de Nederlandse en de Franse taal elkaar tegen. Ook de staatkundige grenzen in het Geuldal wisselden regelmatig. De voornaamste oorzaken hiervoor was de aanwezigheid van zink- en loodertsen in het gebied. Pas nadat de bodemschatten uitgeput waren, kwam er rust in het gebied. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de grenzen definitief vastgesteld en het gebied van de bovenloop van de Geul behoort thans geheel tot België. Ook op geologisch en klimatologisch gebied vormt het Geuldal een overgangsgebied. Het is een overgangsgebied van het leisteenplateau naar de Beneden- Rijnse laagvlakte en een overgang tussen het zee- en het gematigd landklimaat.
Het karakter van doorgangsgebied komt vooral tot uiting in het grote aantal wegen. Reeds in de Romeinse tijd lagen hier enkele grote heerwegen met hun vertakkingen. In het noordelijk deel liep een verbinden van Tongeren via Maastricht, Valkenburg en Jülich naar Keulen, en van zuid naar noord liep de weg van Trier via Bitburg, Henri- Chapelle, Epen en Gulpen naar Valkenburg. Dit was de zogenaamde Via Mansuerisca. Reeds in het begin van de Middeleeuwen werd dit gebied nog beter ontsloten om exploitatie van het Hertogenwald, destijds reikend tot het zuidelijke stroomgebied van de Geul, te verbeteren. Hierbij werden tevens plaatsen gesticht, die nu nog te herkennen zijn aan een uitgang op -rode, -rade, -ert, en -ret.
Wegens het belang van de mijnindustrie werd het wegennet later nog verder uitgebreid. Naast wegen voor autoverkeer, lopen er ook enkele spoorwegen door het gebied. Ten eerste de spoorweg die bij de Belgisch- Duitse grens, ter hoogte van de grensovergang Bildchen, het stroomgebied van de Geul binnenkomt. Via de Hammerbrug steekt de spoorlijn de Geul over en verlaat bij Welkenraedt het stroomgebied weer. Een tweede (goederen-) spoorlijn is de lijn Aken- Montzen- Visé- Tongeren. Deze spoorlijn is door de Duitsers ten tijde van de Eerste Wereldoorlog aangelegd. De spoorlijn maakt heeft een grote invloed op het landschap, met name door de spoorbrug bij het dorp Moresnet. Ook in Nederland kruisen enkele spoorlijnen het Geuldal. Onder meer het zogenaamde Miljoenenlijntje, dat tegenwoordig voor een toeristisch stoomtrein in gebruik is, en tevens door de spoorlijn Heerlen- Valkenburg- Maastricht.