Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Holwortel (Corydalis cava).

     

Holwortel (Corydalis cava) is het grote neefje van Voorjaarshelmbloem (Corydalis solida). Het is een blauwachtig lichtgroene plant die al vroeg in het voorjaar boven de grond komt. De bloeitijd ligt ook vroeg, rond half maart tot begin april. Vaak bloeit de Holwortel eerder dan de Voorjaarshelmbloem, al valt het eind van de bloei van beiden wel samen. De bovengrondse delen sterven ´s zomers af. Ondergrond zit echter een flinke knol die de grootte van een Walnoot kan bereiken. Hierin wordt het reservevoedsel opgeslagen. Rondom de top van de knol staan in een spiraal rozetbladeren en schubben. De bloeistengels ontspringen uit de oksels van een of meer rozetbladeren. De bloeistengels hebben twee bladeren en aan de top een bloemtros. De rozetbladeren zijn symmetrisch terwijl de stengelbladeren asymmetrisch zijn. Van Voorjaarshelmbloem verschillen de bladeren doordat de bladsegmenten wat grover zijn. De bloemen kunnen wit of paars zijn en vaak komen ook gemengde populaties voor. Ze zijn groter dan die van Voorjaarshelmbloem en verspreiden een zoete seringachtige geur die insecten aanlokt. Aan de top van de knol bevindt zich een knop waaruit jaarlijks nieuwe schubben en rozetbladeren en een volgende knop ontluiken. De knol deelt zich niet. Een polletje Holwortel bestaat uit een aantal stengels op één knol. Dit in tegenstelling tot Voorjaarshelmbloem waarbij de polletjes bestaan uit dicht opeengroeiende, éénstengelige planten, elk met een eigen knol. De knol groeit in de breedte en werkt zich daarbij dieper in de grond. De knol sterft in de het centrum af en er blijft een holte achter (naam, vergelijk Latijn cavus: holte).
Holwortel groeit van nature in Midden-, Oost-, en Zuid-Europa, hoofdzakelijk in berggebieden. In Nederland is het een stinzenplant. Het voorkomen in het Kläuser Wäldchen bij Aken gaat vermoedelijk ook op een oud tuincomplex uit de 19e eeuw terug, maar werd al in 1911 in de flora van Aken genoemd. De Holwortel is hier met zowel witte als paarse exemplaren vertegenwoordigd. Holwortel groeit het liefst op een substraat dat luchtig, vrij vochtig, humeus, voedselrijk en ook kalkrijk is. Het stelt dus behoorlijk hoge eisen en komt in Midden-Europa van nature voor in loofbossen op leem- en kalkgrond en daarin vaak aan de voet van hellingen en in de hogere delen van beekdalen. Plaatselijk is Holwortel te vinden in bosranden langs akkers en in wijngaarden.