Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Zeggekorfslak.

De Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana) is een zeer klein huisjesslakje, nog geen 3 millimeter groot. Haar naam dankt ze aan haar levenswijze op zegges (Carex sp.) in elzenbroekbossen en zeggenmoerassen. De eivormige schelp is rechtsgewonden, hetgeen betekend dat de mondopening rechts zit. Het aantal omgangen bedraagt 4,5 tot 5. Deze omgangen zijn vrij bol. De laatste neemt bijna tweederde van de totale hoogte van het huisje in beslag. De mondrand is zwak verdikt en iets omgeslagen. De mondopening is enigszins driehoekig van vorm. De huisjes zijn licht- tot donkerbruin van kleur. De navel is zeer nauw en spleetvormig. Kenmerk voor de groep van de Korfslakken (Vertigo) zijn de tanden in de mond. Bij de Zeggekorfslak bedraagt het aantal tanden vier tot vijf.

Biotoop.

De Zeggekorfslak is een miniscule, weinig mobiele slakkensoort. Daarom worden de dieren vaak als indicator van intacte vochtige milieu ´s beschouwd. De dieren leven in kalkrijke moerassen en elzenbroekbossen waarin veel Moeraszegge (Carex acutiformis) voorkomt. De dieren bewonen de stengels en bladeren van de zegge op 50 centimeter tot één meter boven de moerasbodem.
Ze zijn wel warmetminnend en leven op micro-klimaat bekeken doorgaans op open plekken die door zonlicht beschenen worden. De dieren leven van schimmels en algen.

Verspreiding.

De dieren zijn in Nederland met name uit Zuid-Limburg bekend, waar ze onder meer in het dal van de Geleenbeek leven. Door hun miniscule afmetingen en de specifieke biotoop zijn ze echter waarschijnlijk op veel plekken ook gewoon over het hoofd gezien. Waarschijnlijk door haar geringe afmetingen werd ze pas in 1943 ontdekt in Nederland, in het Geleenbeekdal. Tot 1998 was dit dal de enige vindplaats in Nederland.
In het Geleenbeekdal komt ze voor bij Tervoorst, Terstraten, Vaesrade en Hellebroek.