Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Op zoek naar de voorjaarsflora langs de Hohnbach.


     

Het dal van de Hohn is een van de fraaiste beekdalen van Noordoost-België. Niet alleen ligt het meanderende riviertje mooi ingebed tussen bossen en weilanden, maar er is ook heel wat te ontdekken op het gebied van geschiedenis, flora en fauna. Onderweg ziet u naast allerlei bijzondere voorjaarsbloeiers ook vele vertegenwoordigers van de zinkflora. De oude spoordijk, enkele oude mijngangen en de Casinoweiher getuigen nog van de zinkwinning die hier enkele decennia geleden plaatsvond. Vlak voor het eindpunt kunt u op de Eyneburg terecht voor een kopje koffie met vla.
De wandeling heeft een lengte van circa 7 kilometer. De wandelroute is niet bijzonder steil, maar er zitten enkele lastige passages in waar het soms smalle pad door de lemige ondergrond glibberig is. Het dragen van laarzen of stevige wandelschoenen is beslist aan te raden. Doordat er nogal wat stegels in het pad voorkomen is de route niet geschikt voor kinderwagens. Wel is de wandeling door de relatief korte afstand geschikt voor kinderen, zeker omdat ze aan het einde van de tocht nog echte ridders op de Eyneburg kunnen bekijken. De wandeling is zeker interessant voor mensen die geïnteresseerd zijn in planten; het dal is één van de allerrijkste botanische reservaten in de verre omgeving. De meeste soorten bloeien tussen half maart (Wilde narcissen) tot half mei (Daslook). Neem beslist een flora mee tijdens deze wandeling, want er groeien heel wat planten die we in Nederland niet of nauwelijks tegenkomen.

     

Hoe het gebied te bereiken ?

Vanuit Vaals neemt u de weg naar Gemmenich. Iets voorbij Wolfhaag passeert u de Nederlands-Belgische grens. U blijft hier de weg volgen tot u in Gemmenich komt. Daar volgt u de weg richting Eupen-Moresnet, dat betekent dat u tegenover een beeld van Jezus linksaf slaat. Zo komt u in het bedevaartsoord Moresnet-Chapelle met zijn mooie Calvariënberg, die u wellicht op de terugweg kunt bezoeken. Hier rijdt u rechtdoor en passeert een rotonde waar u ook rechtdoor rijdt. Via een klein viaduct rijdt u onder de spoorweg door en komt in Kelmis-La Calamine. Daar komt u uiteindelijk uit op een T-splitsing. Hier gaat u rechtsaf en gelijk weer links (eigenlijk is het quasi rechtdoor). U daalt hier af door de winkelstraat van het dorp, passeert stoplichten en rijdt hier ook weer rechtdoor en komt langs het gemeentehuis en de kerk. Zo komt u weer uit bij stoplichten op een T-splitsing met de Lütticherstraße. Daar gaat u rechtsaf en rijdt nog ongeveer 500 meter door. U parkeert uw auto aan de linkerkant van de grote weg van Aken naar Luik op het parkeerterrein bij de Casinoweiher, tegenover de meubelzaak “Adler Meubles” (vlak voor busfirma SADAR). De afstand Vaals- La Calamine bedraagt 8,5 kilometer.

Wandelroute.

Startpunt van de wandelroute is het kleine parkeerplaatsje langs de rand van de Casinoweiher. Hier volgt u de oever van de Casinoweiher tot u bij de Geul uitkomt. U heeft dan de vijver aan uw linkerhand en de stortberg van de zinkindustrie aan uw rechterhand. In de helling van de zinkstortberg groeien allerlei vertegenwoordigers van de zinkflora waaronder Blaassilene (Silene vulgaris) en Zinkboerenkers (Thlaspi caerulescens var. calaminare). De Casinoweiher is een stuwmeertje dat hoorde bij de wasserij voor het zinkerts. Het ontstond in de 19e eeuw door opstuwing van de Tüljebach. Op de Casinoweiher zijn allerlei watervogels te zien. Let met name eens op de IJsvogel (Alcedo atthis) die hier regelmatig over het wateroppervlak scheert. Verder zitten er vaak Futen (Podiceps cristatus) met jongen.

Bij de schuilhutten moet u het eerste bruggetje over de Geul nemen en dan de Geul stroomopwaarts volgen. Hier groeien allerlei bijzondere plantensoorten waaronder de vleeskleurige Bleke schubwortel (Lathrea squamaria), een parasiet op de wortels van diverse boomsoorten. In de moerassige delen groeit Bittere veldkers (Cardamine amara), Moesdistel (Cirsium oloraceum) en Knikkend nagelkruid (Geum rivale). Bij het volgende bruggetje blijft u op de rechteroever van de Geul, slaat rechtsaf en op een T-splitsing 5 meter verder weer rechtsaf. U loopt dan eigenlijk weer terug richting Casinoweiher, alleen hoger op de helling.

In de hoek met een weiland negeert u eerst een smal pad dat links terug buigt en volgt het pad dat de bosrand mee naar links volgt. Het bos waarin u loopt wordt steeds smaller. Hier groeit veel Voorjaarshelmbloem (Corydalis solida), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Bosanemoon (Anemone nemorosa) en Gele anemoon (Anemone ranunculoides).

We lopen nu verder door een smalle graft tussen twee weilanden door waar het pad redelijk ongelijk en smal is en we af en toe moeten dalen en weer stijgen. Dan staan we onder Japanse lorken (Larix kaempferi) naast een meidoornheg met daarachter een weiland. Hier gaan we rechtsaf door een stegel en dalen door een weiland af in de richting van de oude Rochuskapel. Schuin voor ons zien we de spoorbrug van Moresnet liggen. We passeren een oude solitaire Iep en via een stegel komen we uit op een oude spoorwegbedding. Dit is het oude spoorlijntje waarmee het zink vroeger van de mijn Schmalgraf in het dal van de Hohn naar de ertswasserij en de fabriek naast de Casinoweiher werd vervoerd. Dit volgen we linksaf (rood-witte markering). De spoorbedding is zo niet goed herkenbaar, maar in de berm van het pad groeit veel Zinkboerenkers en Blaassilene. Deze zinkplanten kunnen hier groeien omdat het tracé is opgehoogd met slakken van de zinkindustrie.

De spoordijk volgen we nu 200 meter door het weiland tot aan de bosrand, hier gaan we door de stegel en we komen uit in het dal van de Hohn. De spoorlijn volgen we nu bijna helemaal tot aan de zinkweide (rood-witte markering volgen). Alle zijwegen die links de helling op leiden moeten we dus negeren. Op het einde wordt het wat te nat en buigt het pad naar rechts en komt dan uit op de zinkweide. Onderweg kunt u allerlei bijzondere planten zien. Let op dat het gebied natuurreservaat is en u geen bloemen mag plukken (zelfs niet als de lokale bevolking dit vaak niet zo nauw neemt). De boetes zijn hoog !

Het bos onderaan de helling aan weerszijden van de beek is een vochtig elzenbroekbos, afgewisseld met vochtige hooilanden, verruigde rietlanden en sparrenaanplanten. Hier vinden we allerlei planten die graag op natte plekken groeien zoals Knikkend nagelkruid, Hangende zegge (Carex pendula), Goudveil (Chrysosplenium sp.) en Bittere veldkers. Hoger op de helling groeit een haagbeukenbos met een ondergroei van Bosanemoon (bloeitijd: half april), Daslook (Allium ursinum) (bloeitijd: eind april-begin mei) en Zwarte rapunzel (Phyteuma nigra). Tussen de Haagbeuken (Carpinus betulus) groeien Essen (Fraxinus excelsior) en Zoete kersen (Prunus avium). Met een beetje geluk ziet u ook een Rood peperboompje (Daphne mezereum), dat zijn mierzoet geurende roze bloemen al in februari opent.

Verderop verandert de samenstelling van de boomlaag. Deze wordt hier gedomineerd door Ruwe berk (Betula pendula) en Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), in de ondergroei staan hier allerlei varens, Ruwe smele (Deschampsia cespitosa), Gewone kamperfoelie (Lonicera periclymenum) en Grote muur (Stellaria holostea).

U passeert de ingang van een oude zinkmijn, waar tegenwoordig water uit naar buiten stroomt. Hier kunt u aan de Haagbeuken met hun vele vertakte stammen zien dat het bos vroeger als hakhout is beheerd. Iets verderop staat een bijzondere plant in de plassen op het pad, het Zinklepelblad (Cochlearia pyrenaica), deze soort komt in de verre omtrek alleen op dit kleine stukje voor. De dichtstbijzijnde andere groeiplaats ligt in het Sauerland.

Nog iets verderop maakt het pad een bocht naar rechts en volgt de loop van de Hohnbach. U passeert ook de ingang van de Oskarstollen van de voormalige zinkmijn Schmalgraf. Dan komt u uit op de zinkweide die begroeid is met onder meer Zinkviooltje (Viola lutea ssp. calaminaria) en Zinkboerenkers. Dit zijn echte zinkplanten. Dit houdt in dat de planten op zinkhoudende bodems een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van gewone, niet-zinktolerante soorten. Er groeien ook pseudo-zinkplanten, planten die niet alleen op zinkbodems groeien, maar het giftige zink wel beter kunnen verdragen dan de meeste andere planten. Hiertoe rekenen we soorten als Schapenzuring (Rumex acetosella), Grasklokje (Campanula rotundifolia), Smalle weegbree (Plantago lanceolata), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris) en Tijm (Thymus sp.). In augustus bloeit hier de Blauwe knoop (Succisa pratensis). Opvallend is dat het gebied boomloos is en dat alleen aan de rand enkele kreupele Zomereiken (Quercus robur) en Ruwe berken groeien. Dit komt door het hoge zinkgehalte in de bodem, dat door bomen niet wordt verdragen. Op de zinkweide is het heerlijk toeven in de zon, het is dus een geschikte plek voor een korte pauze. Denk er wel aan uw afval na uw picknick weer mee te nemen, een vuilnisbak staat hier nergens.

          

Op de zinkweide moet u het smalle pad naar links volgen (wederom gemarkeerd met rood-wit) en daarna verder stroomopwaarts langs de beek lopen. Aan uw rechterhand ziet u enkele rotsen uit Onder-Carbonische kolenkalksteen, de zogenaamde blauwsteen. Aan de voet van de helling groeit de bijzondere Bosgeelster (Gagea lutae), die in maart bloeit. Even verderop staan de hellingen vol met Wilde narcissen (Narcissus pseudonarcissus), die rond half maart tot begin april in volle bloei staan. U passeert een stegel en via een tweede stegel loopt u een wei in en volgt de bosrand over circa 200 meter. Waar een sparrenaanplant begint staat links een stegel in de bosrand. Vlak erbij is een overwoekerde ruïne van een huis te zien. Daar loopt u in en volgt het pad circa 100 meter tot de sparren aan uw linkerhand ophouden. Daar gaat een smal, moeilijk zichtbaar paadje links omhoog. Dit volgt u circa 50 meter tot u op een groter pad uitkomt.

Hier kunt u even enkele honderden meters linksaf lopen en genieten van de vele honderden Wilde narcissen, Bosgeelster, Zwarte rapunzel en andere fraaie bloemen of, als u het te ver vindt, meteen rechtsaf lopen. U moet sowieso als u naar links bent gelopen weer op uw schreden terugkeren.

Op het grotere pad gaat u rechtsaf en loopt nu over het plateau tot voorbij een sparrenaanplant. U negeert een zijweg die links de helling afdaalt en ziet aan uw rechterhand een weiland. Hier loopt u gewoon rechtdoor tot het weiland eindigt. Ongeveer 100 meter verderop buigt de weg naar rechts en ziet u links naast u een diepe karstkloof, deze is net als een doline ontstaan door het oplossen van kalksteen. U loopt nu door een beukenbos tot aan een veldweg. In dit bos bloeit in mei het Dalkruid (Maianthemum bifolia).

Op de veldweg gaat u linksaf tussen de weilanden door en passeert eerst een boerderij en vervolgens een jachthuis. Let eens op de vele dolines in het weiland. Hier is de kalkbodem opgelost en zakt de bovenlaag langzaam in. Zeker niet ongevaarlijk voor de koeien die in de weilanden lopen!

In de verte ligt voor u de Eyneburg, waar in het weekend middeleeuwse handelaars en bijna elke dag een open taverne te vinden zijn.

Maak gerust gebruik van de gelegenheid en kijk eens binnen in dit fraaie kasteel. Hier heeft u de mogelijkheid om even een kop koffie te drinken, u bent immers alweer bijna aan het eindpunt van de wandeling.

Vlak voor de Eyneburg slaat u rechtsaf en daalt via een asfaltweg af naar het Geuldal. Beneden steekt u de Geul over en loopt rechtdoor langs de oever van het riviertje, dat u aan uw linkerhand houdt. U passeert enkele oude steengroeven en een monument met het wapen van de familie Nellessen, de 19e eeuwse eigenaren van de Eyneburg en komt vanzelf weer bij de Casinoweiher uit.

In het kloofachtige dal van de Geul liggen prachtige bossen waarin Gele monnikskap (Acconitum vulparia), Bosanemoon, Gele anemoon, Kleine maagdenpalm (Vinca minor) en Bosbingelkruid (Mercurialis perennis) groeien. Langs de rand van de Geul groeit verder veel Wilde judaspenning (Lunaria rediviva). Deze bijzondere plant is in de winter herkenbaar aan zijn opvallende langwerpige hauwtjes die als zilveren blaadjes aan de stengels staan en in mei aan zijn heerlijk geurende roze bloemen. Zijn Duitse naam, we zijn hier in de Duitstalige Oostkantons, is dan ook terecht “Silberblatt”.

Al snel bereikt u dan weer het beginpunt van de wandeling. Hopelijk heeft u genoten van de vele bijzondere planten in het gebied en misschien overweegt u om het gebied ook enkele weken later nog eens te bezoeken om eens te kijken wat er dan allemaal te beleven is.