Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Vuursalamander (Salamandra salamandra).

     


Uiterlijk.

Deze grote landsalamander heeft een tropisch uiterlijk door zijn zwart met gele vlekken. De dieren kunnen een lengte van ongeveer 16 centimeter bereiken, maar er komen soms ook exemplaren voor die aanzienlijk groter zijn. Vuursalamanders zien er nogal plomp en onbeholpen uit met hun ronde romp en rolronde poten en staart. Ze lijken ook wel een beetje op een plastic speelgoeddier. De grondkleur van de Vuursalamander is pikzwart en op zijn rug lopen twee frequent onderbroken felgele lengtestrepen. De opvallende kleuren zijn een teken voor het feit dat de Vuursalamander giftig is. Uit klieren over zijn hele lichaam komt bij gevaar een giftige, melkachtige substantie naar buiten, dat bij mensen kan leiden tot huidirritaties. Voor dieren kan het gif ook gevaarlijk zijn, zo bestaan er gevallen van honden die in het buitenland stierven nadat ze een Vuursalamander hadden opgegeten.


Leefwijze.

Overdag houden de dieren zich schuil onder stenen, planken, boomstronken, holtes tussen boomwortels, houtstapels, omgevallen bomen, hopen bladeren en spleten in de oever van beekjes. Deze schuilplaatsen dienen zeer vochtig te zijn, te natte plekken worden echter vermeden. Alleen ' s nachts of bij hoge luchtvochtigheid, zoals na een zomers regenbui, komen ze naar buiten. Ze zijn dan te vinden in het bos, langs beekjes of in moerassige gebieden. Ook zitten ze weleens op meer open plaatsen zoals bospaden, open plekken in het bos en in weilanden. Vuursalamanders zijn zeer plaatstrouw en zijn dus vaak hun hele leven lang, soms wel 50 jaar achtereen, op een gebied van enkele tientallen vierkante meters te vinden. Zijn typische leefgebied bestaat uit vochtige loofbossen in heuvelachtig terrein, die doorsneden worden door bronbeekjes. De salamander voedt zich met regenwormen en naaktslakken, die hij meestal 's nachts bijeen scharrelt.
's Winters kruipt hij diep weg in verlaten muizenholen of andere normaal ook gebruikte schuilplaatsen. Zodra de temperatuur boven de 5-8 °C stijgt, ontwaken de Vuursalamanders uit hun winterrust.


Voortplanting.

In maart en april, bij uitzondering al in november tot december, gaat de vrouwtjes op zoek naar helder, zuurstofrijk water. De vrouwtjes lopen dan met hun achterlijf het water in en zetten de larven dan af op plekken waar het water niet te snel stroomt, zoals beekjes, bronputten, bospoelen en kwelsloten. Na ongeveer vier maanden is de metamorfose voltooid en trekken de jonge salamanders het land op. De drie tot vier centimeter grote, bruin gekleurde larven met uitwendige kieuwen veranderen dan in mini- Vuursalamanders. De voortplanting vindt plaats in juli en augustus. Mannelijke dieren zoeken daarbij bewust de vrouwtjes op. Het mannetje kruipt bij de paring onder het vrouwtje en sjouwt enige tijd met haar rond. Hij zet vervolgens het zogenaamde spermakegeltje af en schuift het vrouwtje ernaartoe, zodat zij dit kan opnemen.
Volwassen dieren leven vrijwel uitsluitend op het land.

Naamgeving.

Waar de naam van de Vuursalamander vandaan komt, is niet geheel duidelijk. Soms wordt er een fabel verteld dat Vuursalamanders in staat zouden zijn om, verscholen tussen blokken hout, open haard vuur te overleven. Misschien dat het ook komt van het gif dat op de huid en in de ogen brandt. Verwarrend is dat in delen van Limburg de naam Vuursalamander ook gebruikt wordt voor de Alpenwatersalamander (Trituris alpestris). Dit waarschijnlijk vanwege de fel oranje buik van deze watersalamander.


Verspreiding in de Euregio Maas-Rijn.

In de Euregio Maas-Rijn komt de Vuursalamander in de Eifel, in de Ardennen, de Voerstreek en in Nederlands-Limburg voor.
In de Eifel bevinden de meeste vindplaatsen zich ten zuiden van Aken. Een uitzondering hierop vormt een waarneming van de soort in 1996 in het dal van de Worm. In Wallonie komt de Vuursalamander voor in enkele geisoleerde populaties in de omgeving van Vise-Dahlem, nabij Plombieres en in de omgeving van Moresnet en Eupen. Verder zuidwaarts in de Ardennen is de soort algemener. In de Voerstreek, die direct ten zuiden van Nederlands-Limburg ligt, is de soort ook te vinden nabij Sint-Martensvoeren. Het is overigens niet duidelijk of de soort hier nog steeds aanwezig is.

Verspreiding in Nederlands-Limburg.

In Nederlands Zuid-Limburg heeft de Vuursalamander zijn enige verspreiding in Nederland. Hier is de soort te vinden in de hellingbossen op de oosthelling van het Maasdal en op de noordhelling van het Geuldal. De Vuursalamander komt hier waarschijnlijk al eeuwenlang voor. De mens gebruikte in het verleden de plateau ´s voor akkerbouw, maar op de hellingen die vanwege het erosiegevaar ongeschikt hiervoor waren, bleef bos staan. Vaak werd dit als hakhout geexploiteerd, waardoor het bos weliswaar gebruikt werd, maar de omstandigheden steeds vochtig bleven. Door het hakhoutbeheer ontstonden ook geschikte schuilplaatsen voor de Vuursalamander. De bomen liepen namelijk vanuit de basis steeds weer opnieuw uit, waardoor de boomstronken steeds dikker werden. Onder de boomstronken en tussen de boomwortels was het overdag steeds koel en vochtig en de dieren trokken zich dan hier terug alvorens ´s nachts op voedseljacht te gaan. De bronbeekjes en bronnen vormen tevens ideale voortplantingsplekken in de bossen.
In 1993 werd de soort uitgezet op de Putberg bij Ubachsberg. Hier zijn dieren afkomstig uit de Belgische Ardennen uitgezet. De populatie handhaaft zich hier in een op het eerste oog geschikt biotoop in een bronbeek en bijna jaarlijks is hier ook voortplanting waar te nemen.
In het zuidelijk Geuldal is de Vuursalamander al van voor 1920 bekend. Hier is de soort gevonden langs de Klitserbeek, de Belleterbeek, de Berversbergbeek en de Cottesserbeek. Tot 1994 was de soort ook te vinden langs de Mässel, maar hier is ze later niet meer teruggevonden. Wel is de soort nieuw ontdekt in het dal van de Cottesserbeek. De vindplaatsen in dit gebied zijn gesitueerd in het kleinschalige agrarische landschap mwaarin landbouwgronden worden afgewisseld met hellingbossen, kleine bron- en broekbossen, bronnen, kwelzones, bronbeken, moerassen en vochtige tot natte weilanden.