Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Vroedmeesterpad.

     

        Uit deze weilandpoel is de soort helaas verdwenen.    Vroedmeesterpad.

De Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) is een klein padje. De volwassen dieren worden in de regel niet veel groter dan vier of vijf centimeter. De vrouwtjes worden vaak iets groter dan de mannetjes. Vroedmeesterpad zijn grijs tot groengrijs van kleur en hebben aan de zijkanten van het lijf een rij wratjes met een oranje kleur. Fraai zijn de goudkleurige ogen met een spleetvormige tot elliptische pupil.
De dieren zijn goed herkenbaar aan hun belletjesroep. Deze is te horen vanaf maart met een piek in de tweede helft van mei. De roepactiviteit duurt tot augustus voort.

Voortplanting.

De eieren die het vrouwtje produceert worden niet in het water afgezet zoals bij de meeste andere amfibieën, maar de eisnoeren worden door het mannetje om zijn achterpoten gedraaid. Om dit te vergemakkelijken zit het mannetje bij de voortplanting vrij ver achterop het vrouwtje en houdt zich daarbij aan haar achterpoten vast. De eieren hebben een doorsnede van ongeveer drie millimeter. Het mannetje draagt ze enkele weken, circa 35 dagen, lang rond tot het moment dat ze uitkomen. Dit is te zien van eind maart tot in augustus. Vrouwtjes kunnen meerdere legsels per seizoen produceren. Pas vlak voor het uitkomen worden de eieren in het water afgezet. Omdat de larven al ver ontwikkeld zijn, kunnen ze ook leven in tijdelijke wateren zoals kleine regenwaterplassen. Verder worden ze gevonden in koele bospoelen, troebele veedrinkpoelen, karrensporen en ondiepe plassen in afgravingen. In het buitenland worden ze ook wel gevonden in stromende wateren, zoals bronbeekjes. De larves worden behoorlijk groot, ze kunnen maximaal negen centimeter lang worden. Ze hebben een brede staartzoom met kleine pigmentvlekken. De ademopening bevindt zich iets achter het midden centraal op de buik. De larven kunnen ook overwinteren in de poelen waarin ze zijn afgezet. Deze dieren hebben dus een larvale ontwikkelingsfase van minstens acht maanden, terwijl dieren die in de zomer direct metamorfoseren slechts negen tot twaalf weken larve zijn.

Biotoop.

Vroedmeesterpadden hebben een voorkeur voor leefgebieden met een zuidelijke expositie. De bodem moet droog en los zijn, zodat het dier zich kan ingraven. Lukt dat niet, dan volstaat het ook om holletjes, stenen of ander bodemdekkend materiaal te hebben om onder te schuilen. De soort wordt echter ook vaak in de buurt van bebouwing gevonden. Hier wordt een rommelige leefomgeving met schuurtjes met bouwvallige muren, kerkhoven met oude grafstenen en rommelige tuinen geprefereerd. Adulte dieren overwinteren op het land waar ze diep wegkruipen in hun schuilplaatsen. Op enkele plekken, met name in de buurt van groeve ´t Rooth bij Bemelen, zijn de dieren ook overwinterend aangetroffen in een ondergrondse kalksteengroeve.

Verspreiding.

In Nederland is het voorkomen van de Vroedmeesterpad beperkt tot Zuid-Limburg. Hier bereikt de soort de noordwest-grens van zijn verspreidingsgebied. In Noordrhein-Westfalen komt de soort onder meer voor in de Kreis Aachen, waar ze te vinden is in het dal van de Worm. Hier leeft ze onder meer op de mijnsteenstortbergen. Hier is ze tot vinden tot nabij Übach-Palenberg. In de provincie Luik komt de Vroedmeesterpad veel voor. Ze is te vinden in de dalen van de Vesdre, de Ourthe en de Maas. In het Jekerdal is ze te vinden in enkele kalksteengroeven. Ook in de Voerstreek is de soort te vinden. In Haspengouw komt ze voor in de omgeving van Borgloon, waar ze op en rondom het kerkhof voorkomt.


Zuid-Limburg.

In Zuid-Limburg is de soort te vinden in het zuidwesten. Daar leeft ze langs de randen van het Plateau van Margraten, op de zuideljke hellingen van het Plateau van Schimmert die aan het Geuldal grenzen en op het Plateau van Ubachsberg waar dit overgaat naar het Geleenbeekdal. In het dal van de Worm leefde lange tijd, evenals op de steenbergen aan de Duitse zijde van het dal, een populatie Vroedmeesterpadden. Deze zijn hier verdwenen doordat de steenberg bij Haanrade in gebruik werd genomen als industrieterrein. Zeer recent is hier weer een aantal dieren gevonden. Verder bevinden zich kleine populaties op de Kunderberg en de Putberg. De populaties rondom Benzenrade en in het Imstenraderbosch zijn na 1988 niet meer bevestigd. In het Beneden-Geuldal liggen de meest noordwestelijke vindplaatsen van de Vroedmeesterpad. De soort komt hier voor bij Waterval, maar ook in het Klooster- en Ravensbosch. Ten oosten van Valkenburg bewoond een populatie het Heekerbosch bij Emmaberg. Ook in de aan de zuidkant van het Geuldal gelegen kalksteengroeves tussen Berg en Terblijt en Valkenburg, waaronder de Meertensgroeve, leeft de soort. De populatie in de Meertensgroeve dreigt echter te verdwijnen. De groeve werd tot het begin van de jaren 80 van de 20e eeuw geëxploiteerd. Na het stopzettten hiervan werd de groeve korte tijd als motorcrossterrein gebruikt en in 1983 aangewezen als beschermd natuurmonument. Vanaf toen werd de groeve begraasd met Mergellandschapen en geiten. Dit verhinderde de opslag van bomen en struiken waardoor het zonnig bleef. De bodem werd echter verdicht hetgeen ongunstig was voor de Vroedmeesterpad. Daarna is gekozen voor begrazing met Konik- paarden en Galloway-runderen. Deze konden de voortgaande verbossing op. De Vroedmeesterpad dreigde te verdwijnen. De hellingen die met Accacia (Robinia pseudo-accacia) waren volgegroeid zijn daarop in de winter van 2003 vrijgekapt en de populatie herstelde weer langzaam. Toch was in de winter van 2005 de bosvorming weer dusdanig voortgeschreden dat nieuwe maatregelen nodig waren. Alleen door het steeds weer open kappen en het vernieuwen van de voortplantingswateren kan de soort hier in de toekomst behouden blijven.
In de Curfsgroeve is de soort wel nog veel te vinden.
Een bijzondere leefomgeving is het dorp Holset. Hier leven de dieren op en rondom het kerkhof. Een voortplantingswater is aan de voet van de kerkberg gegraven in de jaren 70 van de 20e eeuw. Bij Eckelrade en Cadier en Keer komt de soort weliswaar nog voor, maar het gaat hier niet echt goed. De populaties in de Slekkendel en de Honsberggrub vertonen echter enige vooruitgang. Op de Bemelerberg, een niet-toegankelijk natuurreservaat van Stichting Limburgs Landschap, is de soort ook aan te treffen. Verder leeft ze in het Gerendal, rond Landsrade en in het Schweibergerbos bij Gulpen.
Rondom Maastricht bevinden zich uitgezette populaties in de Hoge Fronten, waar de soort zich jaarlijks voortplant, in de heemtuin van het Natuurhistorisch Museum in de binnenstad. Hier geven de dieren op warme zomeravonden een concert dat afgewisseld wordt met de klanken uit de openstaande ramen van het nabijgelegen conservatorium. Ook bij Hoeve Lichtenberg op de Sint-Pietersberg is de Vroedmeesterpad uitgezet.


Achteruitgang.

De Vroedmeesterpad gaat achteruit in Nederlands-Limburg door het verdwijnen van talloze kleine veedrinkplaatsen. Ook vermindert de kwaliteit van de landbiotopen. De soort was namelijk goed geïntegreerd in het kleinschalige cultuurlandschap zoals dat in Zuid-Limburg tot vlak na de Tweede Wereldoorlog te vinden was. Graften en holle wegen zijn door inspoeling van meststoffen verruigd, waardoor de Vroedmeesterpad niet meer genoeg zonplekken vindt. Ook is de kalksteenwinning in diverse dagbouwgroeves beeindigt waarna de groeves werden heringericht. Dit hield vaak in dat de kale hellingen met bomen beplant werden, waardoor ook hier te weinig zonnige plekken overbleven. In enkele groeves wil men in de toekomst natuurlijke bodemprocessen als erosie, solifluctie en sedimentatie een kans geven, zodat deze gebieden op de middellange termijn tenminste nog geschikte biotopen voor de Vroedmeesterpad vormen.