Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Porta Nigra

De naam van deze stadspoort dankt ze aan haar naam, de zwarte poort. Het was onderdeel van de Romeinse stadsmuur. Deze was 6.418 meter lang en haar fundamenten gaan tot 4,90 meter diep. De wanden waren tot vier meter dik en tot acht meter hoog. Oorspronkelijk waren er vier stadspoorten, waarvan alleen de Porta Nigra behouden bleef. De Porta Nigra is 30 meter hoog, 36 meter breed, 22 meter diep. Ze telt 144 vensters met ronde bogen en is gebouwd uit reusachtige zwart- grijze steenblokken. De dubbele poortdoorgangen zijn 5,55 meter breed en 6,92 meter hoog. Daarnaast telt ze ook twee torens. In het midden was een smalle binnenplaats. Mocht het de vijand lukken binnen te dringen, dan was er in de binnenplaats geen ontkomen meer aan. De bouwperiode is niet bekend, men kan hiervoor hoogstens afgaan op de meestertekens van de steenhouwers welke ook voorkomen in de stenen van de Thermen, die rond 150 na Christus gebouwd zijn.

De zwarte kleur kreeg de poort pas in de Middeleeuwen. De bij Trier gewonnen gebroken zandsteen is van oorsprong zeer licht van kleur. In de steengroeve werd de steen al in blokken gehakt en kon op de bouwplaats meteen verwerkt worden. Dit spaarde transportkosten voor niet gebruikt materiaal. De poort werd zonder gebruik van cement gebouwd. De stenen waren heel glad en werden horizontaal met reusachtige ijzeren haken met elkaar verbonden. Hiervan stammen ook nog de gaten in de muren. Het ijzer is er in tijden van ijzerschaarste gewoon uit geroofd.

Dat de Porta Nigra behouden bleef, verdankt Trier aan Aartsbisschop Poppo (1016- 1047). Deze liet ter ere van de Griekse kluizenaar Simeon uit Syrakuse, die in de oostelijke toren van 1028 tot zijn dood in 1035 gewoond had, een dubbele kerk in de bovenste verdiepingen bouwen. Op de eerste verdieping van de poort lag de kerk voor de gewone man en op de tweede de kloosterkerk. De begane grond werd volgestort met aarde. Hierdoor ontstond het Simeonsklooster. Deze monnik had oorspronkelijk pelgrims rondgeleid in Jeruzalem en Bethlehem, daarna reisde hij naar Europa om geld in te zamelen voor zijn klooster. Hij bezocht Spanje, Frankrijk, Rome en tenslotte Trier. Hier trof hij bisschop Poppo von Babenberg (1016- 1047), die de wens had om eens Jeruzalem als pelgrim te bezoeken. Simeon boodt aan hem als reisleider en tolk te vergezellen. Onderweg werden de mannen vrienden en Simeon reisde mee terug naar Trier. Hij zelf had de wens om eens als kluizenaar te leven en liet zich feestelijk in een cel van de poort insluiten. Voor de kluizenaar werd dit echter een moeilijke tijd, meermaals probeerde de duivel hem te verjagen en zijn angstkreten waren door de hele stad te horen. In de tijd van een hongersnood wilden de burgers hem zelfs uit de stad verjagen omdat ze dachten dat Simeon de hongersnood had veroorzaakt. Alleen de autoriteit van de aartsbisschop kon Simeon toen nog redden. Na zijn dood werd hij in de Porta Nigra begraven. Aan de oostelijke torm werd een apsis vastgebouwd en de de westelijke toren diende als klokkentoren. Tijdens de secularisering werd de poort van zijn kerkelijke ommanteling bevrijdt en kreeg zijn huidige aanzien. Hoewel een klein deel van de kerk aan de oostelijke toren nog behouden is.