Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Schrieversheidevennen.

Aan de voet van de Schrieversheide ligt een groep vennen met een bijzondere vegetatie. Dit zijn drie vennen in een slenk die in elkaar overgaan. De Schrieversheidevennen vormen een uniek kwelvensysteem dat kenmerkend is voor de prille bovenloop van beken in een voedselarm zandlandschap. Het enige andere Nederlandse voorbeeld is overigens ook in Limburg te vinden, namelijk in de Zandbergslenk op de Meinweg. Door het relatief kleine systeem en de wal aan het einde is er geen water dat over het oppervlak afstroomt. De vennen liggen in een noordwaarts gerichte, geleidelijk aflopend erosiedal in een relatief open, overwegend droog heidegebied. De slenk loopt dood tegen een beboste wal, welke in het begin van de 20e eeuw is opgeworpen met dekmateriaal uit de zilverzand- en bruinkoolwinning. Het dal zette zich vroeger, in ieder geval nog rond 1840, voort langs de Koffiepoel om uiteindelijk uit te monden in het dal van de Rode beek. Rond 1840 waren er overigens nog geen vennen aan de voet van de Schrieversheide, maar er lag wel een moerasgebied. Het erosiedal was zo diep ingesneden dat het grondwater werd aangeboord. Dit is af te leiden uit de aanwezigheid van een 10 tot 75 centimeter diepe veenlaag. De vennen zijn ontstaan na het opwerpen van de zandwal, waardoor het water niet verder kon afstromen. Tegenwoordig liggen de Schrieverheidevennen door de zandwal geïsoleerd van de rest van het natte deel van de heide. In het verleden wird op kleine schaal turf voor eigen gebruik gestoken in het gebied van de Zeekoelen (zaaikuilen) dat de naam In de Sjtruuk draagt.
Langs de rand van de Schrieversheidevennen groeit Dwergbloem (Anagallis minima) samen met Moerasdroogbloem (Gnaphalium uliginosum), Gewone waterbies (Eleocharis palustris), Geelgroene zegge (Carex oederi ssp. oedocarpa), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia), Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) en Gewone waternavel (Hydrocotyle vulgaris). Zeer bijzonder is de Liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia), die hier zeer talrijk is terwijl ze in de rest van Nederland haast is verdwenen. Enigszins vreemd is de aanwezigheid van Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythrea) op de oever. Verder groeit er veel Pitrus (Juncus effusus). Maar ook Knolrus (Juncus bulbosus), veenmossen, Veelbloemige veldbies (Luzula multiflora), Gewoon struisgras (Agrostis capillaris) en Pijpenstrootje (Molinia caerulea). Rond 1913 was de Schrieversheide nog een vochtig en moerassig gebied met een soortenrijke vegetatie waarin onder meer Parnassia (Parnassia palustris) voorkwam. Door de onttrekking van het grondwater is het gebied echter sterk verdroogd. De vennen staan onder invloed van de inspoeling van water uit de voormalige stortplaats onder het bezoekerscentrum. Deze twintig meter hoge bult heeft een oppervlakte van zes hectare en een inhoud van 750.000m3. Tussen 1959 en 1974 werd afval uit Heerlen op het zuidelijke deel van het erosiedal gestort. Dit was huishoudelijk afval, afval uit het ziekenhuis, mijnsteen en resten van een verffabriek. Afgaande op de analyses van het water dat uit het stort sijpelt, zijn er mogelijk ook kali-meststoffen gestort.In 1996 werd geconstateerd dat er veel mineralen in het water zitten. Dit voedselrijke water stroomt ondergronds van het ene naar het andere ven, vanwege deze waterstroom wordt gesproken van doorstroomvennen. Het Onderste Schrieversheideven heeft een betere waterkwaliteit dan het bovenste omdat het mineraalrijke water van de stortplaats wordt vermengd met het regenwater uit de omgeving. Daarom zijn de Schrieversheidevennen sinds 2001 losgekoppeld van deze waterstroom en is ervoor gezorgd dat er water van het dak van het bezoekerscentrum naar de vennen wordt geleid. Dit water wordt op het mos-sedumdak opgevangen en aan de voet van bult van de Schrieversheide weer geïnfiltreerd. Hierdoor neemt de invloed van het vuile grondwater af. Het mos op het dak zorgt tevens voor een vertraagde afvoer, zodat het water relatief lang beschikbaar blijft.

Het Onderste Schrieverheideven heeft een vegetatie die behoort tot het Waterlelieverbond of tot de Associatie van Gele plomp en Drijvend fonteinkruid. Dit wijst op de inspoeling van voedingsstoffen met het kwelwater. Daarnaast wordt er veel brood en ander voedsel voor de eenden in gegooid, hetgeen ook een verrijken effect heeft. Ook staat er veel Grote lisdodde (Typha latifolia), eveneens een liefhebber van voedselrijk water. Verder staat er veel Snavelzegge (Carex rostrata) en Oeverzegge (Carex riparia).

Het Bovenste Schrieversheideven is in 1990 uitgebaggerd. In 2002 groeide Klein blaasjeskruid (Utricularia minor) weer in het opgeschoonde deel. Het niet opgeschoonde deel was nog steeds begroeid met Grote en Kleine lisdodde. Bij de Schrieversheidevennen leven diverse soorten libellen waaronder (Lestes sponsa), (Lestes dryas), Noordse witsnuitlibel (Leucorrhinia rubicunda), Bruine winterjuffer (Sympecma fusca) en soms ook de Vuurlibel (Crocothemis erythraea). Op de oevers leeft het Gewoon doorntje (Tetrix undulata). Ook de Gouden sprinkhaan (Chrysochraon dispar) leeft hier. De vrouwtjes zijn beige van kleur en hebben kenmerkende paarsrode dijen. De mannetjes zijn groengeel van kleur en verkleuren in de zon enigszins goudachtig. Een bijzondere soort is verder het Negertje (Omocestus rufipes), zo genoemd vanwege zijn donkere kleur in combinatie met de witte monddelen. Deze soort is zeer zeldzaam in Limburg. Iets algemenere soorten zijn de Sikkelsprinkhaan (Phaneroptera falcata) en het Zuidelijk spitskopje (Conocephalus discolor).