Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Open ravijnbos (Fraxino- Aceretum pseudoplatani).

     

Het open ravijnbos, de plantengemeenschap van het Fraxino- Aceretum pseudoplatani, heeft als kensoorten onder meer Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) Gewone es (Fraxinus excelsior), Ruwe iep (Ulmus glabra), Mannetjesvaren (Dryopteris filix- mas) en Gele dovenetel (Galeobdolon montanum). De boomlaag wordt gedomineerd door Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Gewone es (Fraxinus excelsior), Zomerlinde (Tilia platyphyllos), Winterlinde (Tilia cordata), Ruwe iep (Ulmus glabra) en af en toe ook Beuk (Fagus sylvatica) en Noordse esdoorn (Acer platanoides). Door Matthias Schwickerath werd ze in 1938 uit de omgeving van Monschau beschreven als het Scolopendrio- Aceretum. Op rotsige en met puin bezaaide bodems in het middelgebergte wordt het elders dominerende beukenbos door dit bostype vervangen. Het open ravijnbos is met name te vinden in smalle ravijnachtige dalen, waar een koel klimaat met een hoge luchtvochtigheid en milde winters overheerst. Meestal groeit ze in middelgebergtes op hellingen die naar het noorden of het oosten zijn gericht. De bodem is vaak dicht beschaduwd door de dichte boomkruinen. De hellingen zijn vaak steil- het hellingpercentage kan 40% en meer bedragen- en met puin of rotsen bedekt, hetgeen tot gevolg heeft dat de stammen van veel bomen beschadigd zijn door het hellingafwaarts rollen van de rotsblokken. In tegenstelling tot de Beuk (Fagus sylvatica) zijn de boomsoorten die hier groeien vaak goed in staat na beschadiging weer opnieuw uit te lopen. Vaak groeien de bomen in een soort boogvorm als ze zich na het omvallen weer opnieuw hebben opgericht. Ze groeien op een koele, vochtige en voedselrijke ondergrond waarvan de bodem vaak bestaat uit een dikke braunerde of rendzina. Ook komt de plantengemeenschap voor op alluviale beek- en riviersedimenten en zelfs op puinhellingen met een dun laagje aarde erop. Over de bodem stroomt met name in het voorjaar en ´s winters altijd wel een beetje zuurstofrijk water.
Een fraaie, niet te missen, plantensoort in het open ravijnbos is Wilde judaspenning (Lunaria rediviva), waarvan de doorzichtige vruchtdozen ´s winters goed zichtbaar zijn en waarvan de bloemen in mei de dalen heerlijk zoet doen geuren. Deze soort is relatief stikstofminnend, net als een aantal andere soorten waaronder Hazelaar (Corylus avellana), Trosvlier (Sambucus racemosa), Kruisbes (Ribes uva- crispa), Wijfjesvaren (Athyrium filix- femina), Overblijvend bingelkruid (Mercurialis perennis), Breed klokje (Campanula latifolia), Klein heksenkruid (Circaea intermedia) en Grote brandnetel (Urtica dioica). Door de goede waterhuishouding, hoge basen- en voedselrijkdom is de plantengroei op de bosbodem vaak uitbundig. Door de snelle afbraak van voedingsstoffen hoopt zich echter nauwelijks biomassa op en is er slechts een dunne bodemlaag. Een aantal varens, waaronder Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas), Smalle beukvaren (Phegopteris connectilis), Tongvaren (Phylites scolopendrion) en Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum), groeit vaak op rotsen tussen de bomen die meestal eveneens een dikke moslaag dragen. Groot springzaad (Impatiens-noli-tangere) heeft kwetsbare dunne bladeren die beginnen te verwelken als de lucht te droog wordt en is dus ook een typische soort van deze bossen. In het vroege voorjaar bloeien in de bossen Bosanemoon (Anemone nemorosa) en Witte klaverzuring (Oxalis acetosella).
Waar de hoeveelheid schuivend puin toeneemt vertonen de boomkruinen steeds meer open plekken en zijn soorten als Look-zonder-look (Alliaria petiolata) en Gewoon schaduwkruiskruid (Senecio ovatus) te vinden. Soms zijn er echte puinhellingen te vinden waar geen bomen en hogere planten groeien. Hier gedijen wel allerlei bijzondere mossen en korstmossen. De bijzondere en zeldzame plantengemeenschap van het open ravijnbos is in de Eifel te vinden in de zijdalen van de Rijn en de Moezel, waar ze het duidelijkst te herkennen is. Verder vinden we haar rondom de tertiaire vulkanen van de Hocheifel, langs de steile oevers rondom het stuwmeer van de Urft en in het dal van de Rur nabij Monschau. Ook in het dal van de Warche nabij kasteel Reinhardstein is ze te vinden. De plantengemeenschap wordt bedreigd door het aanplanten van sparrenbos, door het aanleggen van steengroeven en door het intensiveren van de bosbouw. In het verleden werden deze kwetsbare hellingen ook voor bosbouw gebruikt. In Nationaal Park Eifel is dit echter al meerdere decennia niet gebeurd.