Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Rosse sprinkhaan

De Rosse sprinkhaan (Gomphocerippus rufus) behoort tot de veldsprinkhanen, gekenmerkt door hun korte sprieten. Opvallend bij de Rosse sprinkhaan zijn de knotsvormige verdikkingen aan de top van de voelsprieten die een wit kapje dragen. Samen met het Knopsprietje (Myrmeleottix maculatus) is het de enige inheemse soort met verdikte antennes. Deze zijn bij het Knopsprietjes echter nooit wit aan de top. De Rosse sprinkhaan is vrij klein (mannetjes 14-16 mm, vrouwtjes 17 tot 23 mm). Hij heeft geknikte zijkielen op het halsschild. De dieren zijn vaak roodbruin gekleurd. De voor- en achtervleugel van de mannetjes reiken tot voorbij de achterknie, bij de vrouwtjes zijn ze iets korter.
De vrouwtjes zetten hun eieren in kleine pakketjes van vijf tot tien stuks af in schaars begroeide, vrij vochtige bodems. Deze komen in het volgend voorjaar uit. De nymfen moeten dan vier maal vervellen tot ze het volwassen stadium bereiken. In Nederland worden volwassen dieren alleen in augustus en september gevonden. Elders ook nog veel later, maar daar is de gemiddelde temperatuur dan doorgaans hoger waardoor de dieren langer in leven blijven.
De dieren leven vooral van grassen, maar eten zo nu en dan ook diverse soorten kruiden.

Verspreiding.

In Nederland heeft de Rosse sprinkhaan slechts één populatie, namelijk langs het spoor van het Miljoenenlijntje tussen Schin op Geul en Valkenburg. De dieren leven bij Schin op Geul in een warme, beschutte zuidhelling. Hier zitten de dieren langs de rand van struwelen, in de ruige spoorberm en in hogere, kruidachtige vegetaties. De dieren zijn vaak vrij hoog in de vegetatie te vinden, bijvoorbeeld op bladeren van Dauwbraam (Rubus ideaus), Grote brandnetel (Urtica dioica), Bosrank (Clematis vitalba) en andere kruiden. De populatie is op 4 augustus 1949 ontdekt door Fer Willemse, een sprinkhanenkenner uit Eygelshoven. In 2010 wordt de populatiegrootte op 600 tot 800 dieren geschat.
In aangrenzend België leven in de Voerstreek meerdere populaties en in Nordrhein-Westfalen leeft een populatie 35 kilometer over de grens van Swalmen.
Wereldwijd heeft de Rosse sprinkhaan een verspreidingsgebied dat loopt van Siberie, Noordoost-China tot zuidelijk Groot-Brittanie.Ook in Zuid-Europa komt de soort voor.