Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Rivierkreeft.

De Rivierkreeft (Astacus astacus) is één van de twee in de Eifel voorkomende inheemse rivierkreeften.
In vroeger tijden kende iedereen de Rivierkreeft. Hij kwam in grote dichtheden voor en was met fuiken gemakkelijk te vangen. De fuiken werden met lekker ruikend aas gevuld, dat de kreeften aanlokte. Het vangen moest ´s nachts gebeuren omdat de kreeften ook ´s nachts actief zijn. Daarnaast konden de kreeften ook gemakkelijk een tijdlang buiten het water bewaard worden zodat ze lang vers bleven. Daartoe deed werden ze in vaten met vochtig mos gestopt en zo getransporteerd. Omdat de Rivierkreeft circa 30% van de biomassa in een beek kan uitmaken, was dit natuurlijk een belangrijke voedselbron. En niet alleen voor de mens, maar ook voor de Otter (Lutra lutra). De achteruitgang van de Otter kan in verband gebracht worden met het verdwijnen van de Rivierkreeft. De jonge kreeften worden veel gegeten door Rivierdonderpadden (Cottus gobio) en het Bermpje (Barbatula barbatula). De volwassen dieren worden gegeten door Paling (Anguilla anguilla), Snoek (Esox lucius), Meerval (Silurus glanis), Bisamrat (Ondatra zibethicus), Kuifeend (Aythya fuligula) en Fuut (Podiceps cristatus). Toponiemen wijzen nog op het voorkomen van kreeften, zoals het hotel Im Krebsloch in het dal van de Inde bij Kornelimünster.
De Rivierkreeft wordt circa 18 centimeter lang, van neus tot staart en kan 200, in uitzonderlijke gevallen zelfs 300 gram wegen. De scharen kunnen een lengte van tien centimeter bereiken. De dieren worden ongeveer 12 tot 15 jaar oud.


Biotoop.

Rivierkreeften leven in beken, rivieren en meren. Er moet genoeg zuurstof en genoeg verstopplaatsen aanwezig zijn. In een natuurlijke beek verstopt de Rivierkeeft zich overdag onder dood hout of tussen de wortels van Zwarte elzen (Alnus glutinosa). De zomertemperatuur moet minimaal 15º Celsius bedragen. In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, zit de Rivierkreeft niet perse in de bovenloop van riviertjes. Hier zijn de populaties overgebleven omdat de kreeftenpest hier niet zo goed kon komen. Een veel optimaler biotoop is de middenloop van rivieren, dus langzaam stromende laaglandbeken. De Rivierkreeft zit ook in visvijvers en in zandwinputten. Het probleem in dit soort wateren is de aanwezigheid van andere soorten kreeften, die vaak dragen zijn van de kreeftenpest.


Kreeftenpest.

Deze schimmelziekte is voor de europese Rivierkreeft dodelijk. Kreeften die geïnfecteerd zijn zijn dagactief en poetsen zich onafgebroken. Na enkele dagen vallen de ledematen en de scharen af en komen de schimmeldraden uit het lichaam naar buiten. Binnen korte tijd sterven de dieren dan. De sporen verspreiden zich dan door het water of doordat andere kreeften zich tegoed doen aan hun overleden soortgenoot. Buiten het lichaam kan de ziekte slechts 16 dagen in een vochtige omgeving overleven. Waar dus geen gastheer meer is, verdwijnt ze vanzelf. Voor de komst van Amerikaanse soorten, die de ziekte wel overdragen, maar zelf er niet aan overlijden, was de ziekte dan ook niet permanent aanwezig. Ze moest iedere keer weer opnieuw worden aangevoerd omdat alle gastheren verdwenen waren.
In de zomer van 2006 was in de Blausteinsee bij Weisweiler, waar Oost-Europese Rivierkreeften waren uitgezet, een massale sterfte te zien. Honderden dode kreeften lagen op de bodem van dit meer. Anno 2008 is de Rivierkreeft hier uitgestorven.
Amerikaanse kreeftensoorten zijn vaak de overbrengers van de kreeftenpest. Zij krijgen de ziekte weliswaar ook, maar kapselen de ziektekiem tijdelijk in. Bij een vervelling wordt de ziektekiem met de oude huid afgeworpen. Bij de Europese Rivierkreeft worden weliswaar ook pogingen ondernomen om de ziektekiem in te kapselen, maar dit gaat veel te langzaam, waardoor de dieren toch overlijden. De ziekte kan niet worden bestreden, hoogstens door bevriezing of door het droogleggen van het gebied. Ze wordt verder ook overgebracht door watervogels en duikers en door het steeds meer opheffen van migratieknelpunten in rivieren. Een oplossing zou kunnen liggen in het express aanleggen van migratieknelpunten, waardoor opportunistische Amerikaanse soorten niet kunnen doordringen in de bovenloop van kleine beekjes waarin de Rivierkreeft zijn laatste refugia heeft. Dit is onder meer gebeurt in de bovenloop van een zandig beekje bij Keulen, waar een grote populatie met circa 15.000 tot 20.000 Rivierkreeften leeft. De Californische rivierkreeft, drager van de kreeftenpest, naderde deze populatie echter met een snelheid van één kilometer per jaar. Het was dus een kwestie van tijd totdat de Rivierkreeften zouden uitsterven. Daarom werd besloten het riviertje zodanig af te sluiten dat de Amerikaanse rivierkreeften er niet doorheen konden. Een afsluiting moet ook goed zijn, omdat de kreeften uitstekend kunnen klimmen. Een met mos begroeide muur vormt bijvoorbeeld geen hindernis.
Een andere bedreiging is watervervuiling. Een kleine hoeveelheid gif in het water, die voor vissen weinig kwaad kan, is al funest voor de Rivierkreeft.


Rivierkreeften in de Eifel.

In de omgeving van Aken zijn nog in vier beekjes geïsoleerde populaties van Rivierkreeften te vinden. Onder meer in de Goldbach en in de Inde. In heel Noord-Rijn-Westfalen waren er in 2008 135 populaties te vinden. Ook worden er in de omgeving van Aken en in de Eifel uitzettingen gedaan om beken waar de dieren verdwenen zijn weer te koloniseren. Dit wordt gedaan met dieren die uit lokale poplaties worden opgekweekt. Hiertoe vangt men ongeveer 30 vrouwelijke dieren, die binnen korte tijd per vrouwtje voor 70 tot 100 nakomelingen zorgen. Vroeger werd bij uitzettingen veel gebruik gemaakt van dieren uit Beieren omdat er geen dieren uit andere regio ´s werden aangeboden. Er wordt niet naar gestreefd om aanéén gesloten populaties te creëren, omdat wanneer de kreeftenpest uitbreekt, de gehele populatie zou sterven.
In de Pullheimerbach, een beek ten noordwesten van Keulen, wil men weer Rivierkreeften uitzetten. Deze beek is recent in natuurlijke toestand hersteld. Hoewel de kwekers denken dat de beek op dit moment nog niet genoeg structuur heeft voor de Rivierkreeft, gaat men toch een poging doen. Als de proef blijkt te lukken, kan men ervoor kiezen ervoor kiezen in meer herstelde beken kreeften uit te zetten.


Een beschermde diersoort.

Hoewel de Rivierkreeft op veel plekken beschermd is, mag er in Beieren af en toe op gevist worden. Dit wordt toegelaten op plekken waar veel dieren zijn met de gedachte dat de pachter van het visrecht beter gebruik kan maken van de inheemse Rivierkreeft. Hij zal dan namelijk ervoor zorgen dat de populatie in stand blijft en proberen te voorkomen dat er exoten worden uitgezet.


Steenkreeft.

Een tweede inheemse soort bereikt in het Siebengebirge en de oostelijke Eifel zijn noordgrens namelijk de Steenkreeft (Austropotamobius torrentium). Deze soort had in 2008 slechts vier bekende populaties in Noordrijn-Westfalen.


Exotische rivierkreeften.

Amerikaanse rivierkreeften werden vaak uitgezet door vissers die omdat de Europese Rivierkreeft door de kreeftenpest verdwenen was niets meer konden vangen.


Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft.

Als vervanging werd daarom vaak de Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft (Orconectes limosus) uitgezet. Dit gebeurde al vanaf 1890, toen 100 dieren vanuit de Amerikaanse oostkust werden in de Oder werden uitgezet. De Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft wordt 10 tot 13 centimeter lang. Deze soort stelt weinig eisen en migreert heel gemakkelijk naar nieuwe plekken. Ze mijdt te koele wateren, hierdoor ontbreekt ze in de bovenloop van rivieren. Ze zit wel veel in kanalen. Ze draagt de kreeftenpest over. In 2008 had deze soort 193 populaties in Noordrijn-Westfalen.


Turkse rivierkreeft.

Vanaf 1900 wordt ook de Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus), die van oorsprong in de rivieren die in de Zwarte zee uitmonden leefde, hieruitgezet. Deze soort kan 18 centimeter lang worden, dus bijna net zo lang als de Rivierkreeft. De Turkse rivierkreeft is vooral in stilstaande en langzaam stromende wateren te vinden. Ze is gevoelig voor de kreeftenpest. Inmiddels zijn in Noordrijn-Westfalen 20 populaties van deze soort te vinden.


Californische rivierkreeft.

Vanaf 1960 worden Californische rivierkreeften (Pacifastacus leniusculus) uitgezet. Ze zijn afkomstig uit de wateren aan de westkust van Noord-Amerika. Californische rivierkreeften worden met hun 18 centimeter bijna net zo groot als Rivierkreeften. Opvallend is de witte vlek op hun scharen. In Scandinavië, waar het kreeftenvissen een echte traditie is, werd deze soort al vroeg ingevoerd om te voorkomen dat men zijn hobby niet meer kon uitoefenen. De Californische rivierkreeft zit in dezelfde niche als de Rivierkreeft. Hij kan ook goed overleven in koelere wateren. Het is een beruchte overdrager van de kreeftenpest. Al vanaf 1980 werd deze soort in Duitsland uitgezet,omdat men dacht dat de Rivierkreeft toch voorgoed verdwenen was. Gelukkig is dit nu verboden. Toch waren er in Noord-Rijn-Westfalen in 2008 al 80 populaties te vinden. In 2003 bestonden er pas 2 populaties. In de buurt van Aken komt de Californische rivierkreeft onder meer voor in de Iterbach, een zijbeek van de Inde, en vormt daardoor een bedreiging voor de Rivierkreeft-populatie in de Inde. Deze soort is ook een bedreiging voor de Rivierdonderpad (Cottus gobio). Alle holen in rivierbeddingen worden immers door de Californische rivierkreeft, die in enorme dichtheden kan voorkomen, ingenomen.


Rode Amerikaanse rivierkreeft.

De Rode Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus clarkii) is sinds 1993 in Noordrijn-Westfalen in het wild te zien. In 2003 was er één populatie bekend, in 2008 al 17 populaties. Het is een soort die veel in aquaria gehouden werd. De Rode Amerikaanse rivierkreeft is afkomstig uit zuidelijk Noord-Amerika. Het is een echte trekker die zich bovendien voortplant. Dat gebeurt weliswaar maar één keer per jaar. De dieren zijn zeer gehard. Deze soort draagt ook de kreeftenpest over. Het is in Spanje inmiddels een zeer algemene soort. Hij maakt holen in de oever die wel 1,5 meter diep kunnen zijn. Ook in Afrika is hij uitgezet om te vissen.

Orconectes immunis.

Een andere recente nieuwkomer is Orconectes immunis die reeds in de Duitse Rijn bij Ludwigshaven en bij Ludwigshaven voorkomt en waarschijnlijk aan het oprukken is . Hij is hier waarschijnlijk door Amerikaanse soldaten uitgezet.

Procambarus spec.

Procambarus sp. is een soort die inmiddels bij Wuppertal en in de Ruhr voorkomt. Hij wordt vanwege zijn sierlijke uiterlijk veel in aquaria gehouden. Er zijn alleen wijfjes geïmporteerd, maar deze blijken zich ongeslachtelijk heel goed en snel voort te planten. Deze soort draagt ook de kreeftenpest over.


Meer informatie.

In het informatiecentrum Arche Noah in Menden in het Sauerland zijn alle in Duitsland voorkomende kreeften in aquaria te zien.

Literatuur:

Lezing Dr. Harald Groß, Die Rückkehr des Edelkrebs, Illusion oder Realität, 10-3-2009, Aken, Welthaus.