Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Gewone vogelmelk.

Gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum) is een lage bolgeofyt die tien tot dertig centimeter hoog kan worden. De bol heeft een doorsnede van drie centimeter en dient voor de overbrugging van de ongunstige periode voor de soort, vanaf het eind van de lente tot het eind van de winter. Deze vlezige bol is bekleed met een doorzichtig vlies en witachtig van kleur. Al in januari of februari verschijnen de vlezige, donkergroene bladeren die gaandeweg het voorjaar steeds langer worden. Deze twee tot vijf millimeter brede bladeren lijken door hun zilverwitte middenstreep wel ietwat op de bladeren van krokussen. De bladeren van Gewone vogelmelk zijn echter vleziger en hebben een stompe top in tegenstelling tot de dunne, spitse krokusbladeren. De lijnvormige bladeren kunnen enkele decimeters lang worden. Als ze uitkomen staan ze nog fier rechtop, maar zo gauw de bloei inzet liggen ze slap uitgespreid op de grond. Als de bladeren alweer beginnen af te sterven verschijnen in de tweede helft van de lente -dat wil zeggen mei tot juni- de bloemen. Deze zijn stervormig en staan in schermvormige bloemtrossen. Ze kunnen een middellijn van vijf centimeter bereiken. De bloemtrossen worden tien tot dertig centimeter hoog. Opvallend is dat de lengte van de bloemsteeltjes van de onderste naar de bovenste bloem afneemt, zodat de bloemen vrijwel allemaal op gelijke hoogte staan. De bloemen zijn zijde-achtig wit van kleur. Aan de onderzijde zijn ze groen met aan beide randen een smalle witte streep. Na de bloei blijven de zes bloemdekbladen aan de plant zitten. Bestuiving kan plaatsvinden door insecten of door zelfbestuiving. De bloemen vormen geen vruchtbaar zaad. De vermenigvuldiging vindt uitsluitend plaats op basis van de vorming van talrijke nevenbollen. Als er wel zaad ontstaat sterven de kiemplanten kort na de kieming.

Verspreiding.

Gewone vogelmelk is te vinden in Europa met uitzondering van het noorden, in aangrenzend Zuidwest-Azie en het Noord-Afrikaanse Atlasgebied. In Nederland is ze vrij algemeen, waarbij ze zelfs een lichte toename laat zien. In Zuid-Limburg komt ze voor in het Geuldal, in het Savelsbos en in het Maasdal. In het oostelijk gedeelte van Zuid-Limburg is Gewone vogelmelk veel zeldzamer. Op de zandgronden, onder meer in Noord-Limburg dus, is ze zeldzaam.

Standplaats.

Gewone vogelmelk is te vinden in zowel loofbossen als graslanden. De bodem moet voedselrijk, los en min of meer vochthoudend, maar niet te nat zijn. In te natte bodems rotten de bollen namelijk weg. Zware kleigrond, leem en lössbodems zijn minder geschikt, maar ook op zandgronden komt ze minder voor. Ook mag de vegetatie niet te dicht zijn. Daarom groeit ze bijvoorbeeld onder heggen en langs bosranden. Ze heeft ook een voorkeur voor door de mens verstoorde gronden en groeit daarom graag in parken of op kerkhoven. Op taluds, waar door natuurlijke erosie regelmatig grond naar beneden komt, groeit ze ook graag. Hier zorgt de erosie ook voor de verspreiding van nevenbollen. Om tot bloei te komen is een lichte standplaats een vereiste.