Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Knikkende vogelmelk.

Knikkende vogelmelk (Ornithogalum nutans) is een bolgeofyt met een bol die met donkerbruine droge vliezen bekleed is. Aan de 25 tot 60 cm lange stengel hangen stralend witte, klokvormige bloemen. Deze staan eerst nog rechtop, maar gaan later hangen. De drie tot twaalf bloemen staan in een tros en zijn naar één zijde gekeerd. De bloemdekbladeren zijn 20 tot 30 millimeter lang en aan de binnenzijde witachtig. Op de rugzijde hebben ze een brede groene middenstreep. In het begin van de bloei staan de bloemen rechtop, in een later stadium knikken ze naar beneden. De gootvormige bladeren zijn even lang als de stengel of soms zelfs langer, tot enkele decimeters lengte. Ze dragen een witte middenstreep en kunnen 3 tot 10 millimeter breed worden. Bovenaan hebben ze een vrij stompe, kapvormige top. De bloeitijd valt in de eerste helft van de lente, tussen april en mei. Dan zijn de bladeren nog fris. De bloemen zetten zeer goed zaad en de zaden worden door hun oliehoudende oppervlak door mieren versleept. Verder vindt vermeerdering plaats door de vorming van, doorgaans niet meer dan twee, nevenbollen.

Een oude stinzenplant.

Knikkende vogelmelk is een bolgeofyt die afkomstig is uit Zuid-Europa. Het oorspronkelijke areaal omvat Italië, Bulgarije, het oosten van Griekenland, het westen van Turkije en Noord-Afrika. Ze werd al rond 1600 als sierplant in Midden- en West-Europa ingevoerd. De bekende botanicus Dodonaeus (1554) beelde de soort al af. In 1603 werd ze aangeplant in de Leidse hortus waar de beroemde Clusius toen hortulanus was. Deze bollen waren opgestuurd vanuit Napels. Clusius beschreef de soort in zijn boek over zeldzame planten met de titel "Rariorum plantarum historia" uit 1605 onder de naam Ornithogalum neopolitanum. In 1771 werd spontane vestiging elders in de stad vastgesteld. Vanuit de verschillende horti kwam Knikkende vogelmelk terecht in de in barokstijl aangelegde tuinen van buitenplaatsen en verwilderde van daaruit in parkbossen en wijngaarden. Vanaf het eind van de 18e en in de 19e eeuw wordt ze ook veel als tuinplant aangeplant.

Verspreiding in Nederland.

In Nederland is het geen algemene soort. Knikkende vogelmelk komt voor langs de grote rivieren, met een concentratie langs de Utrechtse Vecht, in Friesland, Groningen, aan de binnenduinrand van Walcheren tot Sint-Maartenszee en in de sneeuwklokjesbossen op Texel. In Maastricht staat ze in het stadspark, onder meer langs de Maas en bij het Faliezusterklooster.

Standplaats.

Knikkende vogelmelk heeft een voorkeur voor kalkrijke, voedselrijke leem- of kleihoudende zandgrond. Ook staat ze op kleigronden. De ondergrond moet wel enigszins vochthoudend zijn. Ze groeit vaak op licht beschaduwde plaatsen, zoals open bossen en parken, vaak waar gras groeit. In Noordwest-Europa is de plant in door de mens gecreëerde milieu ´s, waaronder parken, oude tuinen en begraafplaatsen te vinden. Je zou het een cultuurvolger kunnen noemen.