Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Neutraal-Moresnet (1816- 1914).

Na de val van Napoleons´ rijk misgunden Preusen en Nederland vanwege de aanwezigheid van rijke lood- en zinkmijnen elkaar de zeggenschap over een klein stukje van het Kanton Aubel. Het galmei dat in Kelmis gewonnen werd was van belang voor de productie van messing en zink. In 1439 had Philips de Goede, hertog van Bourgondië en van Limburg, de galmeimijn in bezit genomen. Daarna werd ze eeuwenlang, van 1439 tot 1794 door de Nederlandse regering geëxploiteerd. Na de Franse revolutie werd het Hertogdom Limburg werd ingedeeld in het nieuw gestichte Département de l´Ourthe dat door een prefect werd geregeerd. De gemeente Kelmis werd samengevoegd met Moresnet tot de fusiegemeente Moresnet-Kelmis, later gemeente Kelmis. Deze gemeente behoorde eerst bij het Kanton Walhorn en later bij het Kanton Aubel. De galmei-mijn Vieille Montagne ofwel Altenberg werd staatseigendom en de winsten gingen naar de Franse Republiek. Het was destijds één van de rijkste mijnen van Europa. Omdat er volgens Napoleon nog meer uit de mijn gehaald kon worden, besloot hij de exploitatie te verhogen naar 8.200 hectare.

Tijdens het Congres van Wenen (1815) na de val van Napoleon werden de grenzen van Europa opnieuw bepaald. Er was besloten dat het noordelijk deel van het Keizerrijk van Napoleon verdeeld zou worden. Nederland zou zelfstandig worden en hierbij hoorde ook het gedeelte dat tegenwoordig België heet. Het Duitse grensgebied werd in het kader van het Duitse verbond opnieuw ingedeeld. Preussen kreeg hierbij de zeggenschap in de regering. Preussen kreeg gebieden in het land van Maas en Rijn en in het Rijnland in bezit.

In een protokol van 31 mei 1814 werd het deel van het bezette Belgische gebied ten westen van de Maas onder Engels-Nederlandse regering en het gebied ten oosten van de Maas onder Pruisische regering gesteld. De Nederlandse koning slaagde er echter in om ook het grootste deel van het gebied ten oosten van de Maas in bezit te krijgen. De Preusische invloed beperkte zich daardoor tot enkele delen van het voormalige Departement Ourthe, te weten de Kantons Eupen, Malmedy, St. Vith, Kronenburg, Schleiden en een klein stukje van het Kanton Aubel, van de Lütticherstraße naar Aken. Dit werd vastgelegd in een proclamatie van 5 april 1815. De grenzen van Preusen en Nederland werden tijdens het Congres van Wenen vastgelegd in twee verschillende artikelen. In artikel 25 zijn de grenzen van Preussen beschreven: “In het voormalige Departement Ourthe worden de vijf kantons St. Vith, Malmedy, Kronenburg, Schleiden en Eupen, samen met het tot aan de zuidrand van Aken uitstekende uiteinde van het Kanton Aubel aan Preussen toebedeeld. De landsgrens volgt de grens van deze kantons zodat een van zuid naar noord getrokken lijn het uiteinde van het Kanton Eupen aansnijdt en wel op die plek waar de drie vroegere departementen van Ourthe, de Beneden-Maas en de Roer samenkomen”. In artikel 66 staan de grenzen van Nederland vastgelegd: “de grens van het grondgebied der Nederlanden volgt de grenzen van het voormalige Departement van de Ourthe en de Roer tot het punt waar deze de grens van het voormalige Franse kanton Eupen in het hertogdom Limburg raken. Dan loopt ze langs de westkant van het kanton in noordelijke richting waarbij een klein deel van het voormalige Franse kanton Aubel aan de rechterkant blijft liggen. Dan sluit de grens aan op het punt waar de drie voormalige Departementen van de Ourthe, de Beneden Maas en de Roer samenkomen”. De Pruisen interpreteerden dit als volgt: Ze moesten de westgrens van het kanton Aubel noordwaarts volgen tot het punt waar deze naar het oosten afbuigt. Hierdoor zou de zinkmijn van de Vieille Montagne op hun grondgebied komen te liggen. De Nederlanders, met evenveel belang bij het bezit van de mijn, verwierpen deze interpretatie echter. Daarom werd een gemengde commissie in het leven geroepen om de grenzen precies vast te leggen. Deze commissie kwam op 15 december 1815 in Aken bijeen en haar conclusies werden in het Aachener Grenzvertrag van 26 juni 1816 vastgelegd. Dit grensverdrag zou de grenzen duidelijk en eenduidig vastleggen. Vanwege de onenigheid over de toedeling van de galmeivoorkomens, werd in het verdrag gekozen voor een opsplitsing van de gemeente Moresnet-Kelmis in drie delen. De comissie kon het namelijk niet eens worden hoe het kleine deel van het kanton Aubel, dat bij Preussen hoorde, begrensd moest worden. In afwachting van een beslissing werd de provorische grens door de gemeente Moresnet getrokken, waarbij een deel dat ten westen van een rechte lijn tussen het contactpunt van de drie departementen Ourthe, Beneden Maas en Roer en het contactpunt van de drie kantons, tot Nederland ging behoren. Dit werd Moresnet. Het deel ten oosten van de rechte lijn tussen de grens van het Kanton Eupen naar het contactpunt van de drie Departementen ging tot Preusen behoren. Dit werd Preusisch Moresnet, tegenwoordig Neu-Moresnet geheten. Hierbij hoorde ook het gebied ten zuiden van de Lütticher Straße. Het neutrale gebied met een oppervlak van 344 hectare zou gezamenlijk geregeerd worden en mocht in geen geval bezet worden door Nederland of Preusen. Dit werd Neutraal-Moresnet. Dit was de oude mijnwerkersnederzetting Altenberge, met in totaal slechts 56 huizen. Op 26 juni 1816 werd Neutraal Moresnet officieel erkend. Het neutrale staatje had een driehoekige vorm. De straatweg van Luik naar Aken, Lütticher Straße, vormde de basis van de driehoek, waarvan de top samenviel met het huidige Drielandenpunt.

In het begin werd het neutrale gebied bestuurd door de gemeenteraad. Later werd het geregeerd door twee commisarissen, één van Nederland en één van Pruisen. Deze handelen volgens gezamenlijke afspraken. In 1830 scheidde België zich af van Nederland en kwamen Moresnet en Neu-Moresnet bij België. Ook de rechten van het bestuur van het neutrale gebied gingen toen van Nederland over naar België. Daarbij werd het toenmalige Drielandenpunt dus zelfs een Vierlandenpunt, de Viergrenzenweg in Vaals herinnert hier nog aan. In een verdrag van 21 maart 1821 werd de douane-status van het Neutrale staatje vastgelegd. Omdat de grens in een kaarsrechte lijn was getrokken en door tuinen en zelfs door huizen liep en men soms zelfs maar de straat over hoefde te steken om van het neutrale gebied in Pruisen of België te komen, werd er veel gesmokkeld. Het doel van de het smokkelen werd bepaald aan de hand van de prijs van een product in het ene of in het andere land. Dus voor het ene product was het lonend om het naar België te smokkelen, terwijl het andere naar Pruissen gesmokkeld werd. De meeste smokkelactiviteiten liepen van België via Neutraal-Moresnet naar Pruisen.

Na de Eerste Wereldoorlog en met het Verdrag van Versailles uit 1919 ging het neutrale gebied, evenals Preußisch-Moresnet en Hergenrath, in Belgische handen over. Het Neutrale gebied vormt nu de Belgische gemeente Kelmis en behoort bij het Kanton Aubel.

Mijnbouw in Kelmis.

De bloeiperiode van Kelmis als industriegebied lag tussen 1820 en 1880, toen men noch niet beschikte over de moderne technieken als persluchthamers. Tussen 1855 en 1881 werd in Plombières 97.543 ton galeniet (loodsulfide), 100.226 ton zinkblende en 502 ton zinkerts gewonnen. De ertswinning in de dagbouwgroeve bedroeg in die periode jaarlijks 135.000 ton en er waren circa 1300 mensen werkzaam. Vanaf 1837 werd jaarlijks circa 1,4 miljoen ton zinkerts gewonnen. Het landschap werd bepaald door de zinkfabriek, de open groeve, de mijngangen waar een treintje zo de bergwand in kon rijden, de kabelbaan, de oefenplaats van de schutterij op de bodem van de `Kull`, de evangelische kerk en het kapelletje, welke de V.M. hielp in het goedbedoelde streven om de mijnwerkers uit de `Kapellekes´ (Vlaams voor kroegen), te houden, het metalen aquaduct dat Geulwater naar de wasplaats bracht, waar vrouwen nog na 1930 aan de lopende band erts wasten en sorteerden, de electrische centrale, het spoorlijntje en de arbeiders woningen. Tegenwoordig is zoiets moeilijk meer voor te stellen. Het was een klein Ruhrgebied aan de Geul.

Het plaatsje dankt haar naam natuurlijk aan de zinkindustrie. Oxidisch zinkerts, galmei of kalmei, wordt in het Latijn immers aangeduid met ´Calamina` en hiervan is Calamine (Kelmis in het Duits) weer duidelijk van afgeleid.

Esperanto.

Dr. Wilhelm Molly, de ongekroonde koning van Neutraal Moresnet, werd in 1881 plaatsvervangend burgemeester. Hij was een geleerd man die postzegels, kevers en munten verzamelde. Tot zijn schrik ontdekte hij dat Moresnet geen eigen postzegel had. In deze tekortkoming voorzag hij door in 1886, samen met enkele vrienden, postzegels in acht verschillende waarden in omloop te brengen. Toen hij dit melde aan de comisarissen, waren de postzegels na drie weken verboden. De in 1848 circulerende munten waren niet zijn idee. De drie verschillende illegale munten hadden een afbeelding van beide landsvorsten onder wier gezag de Neutralen stonden, in de vorm van een Januskop.

Molly wilde van Neutraal Moresnet een Esperantostaat maken. Via de Franse professor Gustave Roy kwam Molly in contact met de Esperanto-vereniging, die hem als taalliefhebber interesseerde. Hij maakte zich de taal eigen en besloot deze ook in Neutraal- Moresnet te introduceren. Er bestaat een manuscript dat vermeld dat op 18 augustus 1908 Neutraal Moresnet officieel tot Esperanto- staat verheven is. Lang heeft deze Esperanto-staat niet bestaan, want zes jaar na de start rolde de oorlogswals over Moresnet.

Cultureel leven.

Door de relatieve welvaart in het mijnbouwstaatje kon het volksleven opbloeien, de carnavalsvereniging stamt bijvoorbeeld al uit 1879. En ook tegenwoordig marcheren er mijnwerkers in vol ornaat door de straten als er een bijzondere gebeurtenis plaatsheeft. De zang- en muziekverenigingen uit de mijnbouwtijd floreren nog steeds volop.
De bloeiperiode van de industrie lag tussen 1820 en 1880. De bloei van de gemeenschap hield hiermee gelijke tred. Het inwonertal groeide, al was niet ieder neutraal. Er woonden ook veel Belgen, Nederlanders, Duitsers of andere nationaliteiten. In 1816 woonden er nog 256 Neutralen in de 56 huizen die het dorp op dat moment telde. In 1858 was het aantal inwoners toegenomen tot 2572 inwoners. In 1865 werd een katholieke kerk om alle inwoners te herbergen.

La Calamine tegenwoordig.

In 1977 groeiden Neu-Moresnet en Hergenrath aan La Calamine vast, maar daarvoor herinnerde de driehoekige vorm van de gemeente nog aan de voormalige status van bufferstaatje tussen oost en west.
Tegenwoordig is La Calamine- Kelmis een stadje van forenzen uit Aken met een groeiende verzorgingsfunctie voor de omgeving, alhoewel het grootste deel van dit noordoostelijke deel van België nog steeds op Aken georiënteerd. Binnen deze gemeente bedient men zich van de Duitse taal, zodat de Franse naam “La Calamine” naar de tweede plaats is verdrongen. Vele toponiemen, zoals Kattekopf of Fettestock, wijzen op ook op het Duitse verleden van voor 1920.