Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













NSG Wahner Heide.

Ligging: Rhein- Sieg Kreis, tussen Keulen en Siegburg.

Onder bescherming sinds: 1931.

Oppervlakte: 2630 hectare.

Hoogteligging: 60-130 meter boven NN.

Algemeen.

     

De Wahner Heide is een restant van een vroeger veel uitgestrekter heidegebied dat zich op het middenterras van de Rijn uitstrekte. Vroeger was het gebied bijna volledig bebost met Beuken-, Eiken-Beuken- en Eiken-Berkenbossen en op vochtigere plekken met Elzenbroekbossen. Tegenwoordig bestaat het voor 2/3e deel uit (aangeplante) bossen en voor de rest uit open heidelandschap. Ook liggen er broekbossen met Zwarte els (Alnus glutinosa). In het gebied komen 680 bedreigde soorten planten en dieren voor.
Door de zandige ondergrond kon het gebied niet voor akkerbouw gebruikt worden en werd eigenlijk alleen gebruikt om schapen te weiden. Door het kappen van het bos en het steken van plaggen veranderde het gebied in een open heidegebied. Door het ontbreken van beweiding met schapen verandert deze heide nu weer gaandeweg in bos. Hierdoor is het areaal aan droge en natte heide sinds 1944 gedecimeerd. In 1994 bestond bijvoorbeeld het gebied Geisterbusch uit een vegetatie die bestond uit zandige bremheide met daarin ook veel Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) en Struisriet (Calamagrostis arundinacaea). Ook groeiden er allerlei bomen en grotere groepen struikgewas. Om de toenemende verbossing tegen te gaan wordt het gebied begraasd met een kudde Glanrunderen en een kudde geiten. Sindsdien is de oppervlakte Struikheide (Calluna vulgaris) gestabiliseerd en breidt deze zich ook op nieuwe percelen uit. Ook het tankoefengebied Wolfsheide wordt begraasd en ook hier heeft dit een positieve uitwerking.
Het gebied is reeds 150 jaar in gebruik als militair oefenterrein en hierdoor ook beïnvloedt. Er ligt overal veel munitie en er zijn duidelijke tankbanen te herkennen. Recent was het gebied vooral in gebruik door het Belgische leger. Om de grootschalige oefeningen met zwaar materieel mogelijk te maken werd het gebied regelmatig gemaaid en ontbost. Omdat het militaire gebruik niet overal even intensief plaatsvond, zijn de bijzondere biotopen in het gebied toch nog op vele plaatsen behouden.
Midden in het gebied ligt het vliegveld Köln-Bonn dat steeds meer van het natuurgebied opslokt.

Geologie.

De Wahner Heide ligt op het middenterras aan de oostkant van de Rijn. De ondergrond wordt gevormd door sedimenten van de Rijn die tijdens de voorlaatste IJstijd zijn afgezet. In die tijd had de Rijn door de vergletschering in de Alpen een veel groter regiem dan vroeger en zette het zand en grind af in het Midden-Rijndal. In de warmere tussenijstijden sneed de Rijn zich in deze afzettingen in. Hierdoor ontstond voor het Rijnlands leisteenplateau een smal middenterras dat zich in noordelijke richting tot Duisburg uitstrekt.
Gedurende de laatste IJstijd werden bovendien zanden door de westenwinden uit het Rijndal omhoog geblazen en op het terras afgezet. Hier vormden de zanden dekzanden of binnenduinen.

Flora.

     

De Wahner Heide is voor 2/3e deel bebost en bestaat verder uit open gebieden.
De flora van de Wahner Heide kent voor haar ligging een bijzonder grote hoeveelheid oceanische plantensoorten. Deze bereiken hier vaak de oostgrens van hun verspreidingsgebied. Eén van deze soorten is Beenbreek (Narthecium ossifragum), die in vochtige laagtes in het gebied groeit. Daar is ook de vochtige heide te vinden met Gewone dopheide (Calluna vulgaris), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia), Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) en Witte veldbies (Rhynchospora alba).
Door het gebruik als militair oefenterrein vormden zich vele open zandige plekken waar onder meer Grondster (Illecebrum verticillatum) gedijd. Deze soort is met name op de tanksporen veel te vinden net als Klein tasjeskruid (Teesdalia nudicaulis), Klein viltkruid (Filago minima), Struisgras (Agrostis tenuis) en Zilverhaver (Aira caryophyllea). De stuifduinen worden vastgehouden door Buntgras (Corynephorus canescens).
Op vochtigere plekken liggen ´s zomers droogvallende plassen met Wijdbloeiende rus (Juncus tenageia) en Knolrus (Juncus bulbosus).
De droge heide met Struikheide (Calluna vulgaris) is een antropogeen ontstaan biotoop. Door de intensieve houtkap in de 17e en 18e eeuw verdween steeds meer bos. Er werd ook veel hakhout gekapt in die periode en er waren vaak verwoestende bosbranden. Dit leidde tot een sterke teruggang van het oorspronkelijke bos. Dit bestond uit Beuken-, Eiken-Beuken- en Eiken-Berkenbossen. Deze gebieden werden al snel gekoloniseerd door Struikheide (Calluna vulgaris) omdat deze plant weinig eisen stelt aan de ondergrond en vrij ongevoelig is voor de werking van kou en hitte. Ook het winnen van plaggen die in de potstallen werden gebruikt om de mest van de dieren te vermeerderen leidde tot uitbreiding van de heide. Tijdens het gebruik als militair oefenterrein was het voorkomen van heide ook gunstig omdat voor de schiet- en tankoefeningen grote delen van het gebied open gehouden werden. Door het nalaten van onderhoud en de grootschalige herbebossing verdwenen de open heidegebieden de laatste honderd jaar toch weer snel. Pas zeer recent zijn ze door intensieve beheersmaatregelen weer terug gekomen.
In het gebied Geisterbusch komen zogenaamde Hutewälder voor. Dit zijn bossen waar sinds de Middeleeuwen op bosweides runderen, schapen, geiten en varkens geweidt werden. Het vee at niet alleen de vegetatie op de bodem, maar ook de jonge opslag en het struikgewas. Zelfs het afgevallen blad werd gebruikt en zodoende waren de hoedebossen vaak ontdaan van een struiklaag en andere vegetatie. Zo bleven alleen de grote, ver uiteenstaande Mastbomen over. Dit waren veelal Zomereiken (Quercus robur) wier kronen veel licht opvingen en zo veel eikels produceerden. Dit was natuurlijk ook weer gunstig voor het vee. Tijdens het gebruik als militair oefenterrein bleven de gebieden open door het opslaan van tentenkampen. In de Hutewälder zoeken de geiten en Glanrunderen nu verkoeling tegen de warme middagzon en in de herfst worden de eikels gegeten. In de open eikenbossen leeft de Middelste bonte specht (Dendrocopos medius).
De meeste bossen in de Wahner Heide zijn ontstaan ten gevolge van het gebruik als militair oefenterrein. Het aanzien van de meeste bossen wordt bepaald door Grove den (Pinus sylvestris), hoewel in de oudere bossen ook al vele loofbomen zijn binnengedrongen. De open heidegebieden in het midden van het gebied waar geschoten werd en met groot materieel werd rondgereden werden systematisch met dichte bossen omgeven. Op de arme, zandige bodems werd hiervoor vooral Grove den (Pinus sylvestris) aangeplant.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebied vooral gebruikt voor tankoefeningen. Hierdoor begroeiden de open gebieden vaak spontaan met berkenbos. Hierdoor zijn ten zuiden en ten oosten van de luchthaven jonge berkenbossen ontstaan. Op natte plekken waaronder langs de beken in het gebied zijn broekbossen met Zwarte els (Alnus glutinosa) ontstaan.

     

Fauna.

In het gebied leven vele Roodborsttapuiten (Saxicola torquata), zo waren er in 2010 100 broedpaartjes aanwezig. Voor deze vogelsoort is het een van de belangrijkste leefgebieden op Europese schaal. De Roodborsttapuit is hier een zomergast die tussen maart en oktober in open gebieden is aan te treffen. De vogels zijn met name te vinden in de gebieden Geisterbusch en Herfeldmoor. Roodborsttapuiten zijn redelijk eenvoudig waar te nemen. Ze zitten graag op een hoge uitkijkpost zoals een klein boompje of een struik. Daarbij maken ze regelmatig een fel tikkend geluid. Het mannetjes is door zijn zwarte kop en rode borst heel opvallend. Om te broeden kiezen ze graag lage struikjes uit. Tussen april en juli wordt meestal twee keer gebroed.
In 2010 broeden er 36 paartjes Boomleeuwerik (Lullula arborea) en waren er 41 paartjes Sprinkhaanzanger (Locustella naevia). Een andere opvallende vogelsoort in de Wahner Heide is de Grauwe klauwier (Lanius collurio). Deze is te vinden in gebieden met dicht struikgewas in het open heidelandschap of langs bosranden. Ook bij deze soort is het mannetje verreweg het fraaist gekleurd. Hij heeft een prachtige zilvergrijze kop en een bruinrode rugtekening. Heel opvallend is de brede zwarte oogstreep. Grauwe klauwieren zijn hier te vinden in de zomermaanden en overwinteren in tropisch Afrika. Grauwe klauwieren leggen graag voedselvoorraden aan door insecten, muizen, amfibieën en kleine vogels op doornstruiken of prikkeldraad op te spiesen. In 2010 waren er 50 broedparen in de Wahner Heide. In 2010 broeden er 70 paartjes Geelgors (Emberiza citrinella). De Boompieper (Anthus trivialis) had in 2010 199 broedparen. In 2010 werden 20 roepende mannetjes van de Koekoek (Cuculus canorus) in de Wahner Heide gehoord. In de Wahner Heide werden in 2010 ook 7 broedparen van de Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) gevonden.
In 2010 broeden twee paartjes Raven (Corvus corax).
In de open eikenbossen leeft de Middelste bonte specht (Dendrocopos medius),deze had in 2010 37 broedparen. De Kleine bonte specht (Dendrocopus minor) heeft er 33 territoria. In 2010 waren er 4 broedparen van de Draaihals (Jynx torquilla) en 10 paartjes Grijskopspecht (Picus canus). Eveneens in open bossen leeft de Bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca), in 2010 met 30-34 paartjes. In 2010 broeden er 10 paartjes Barmsijs (Carduelis flammea).
In het gebied komen diverse soorten sprinkhanen voor zoals Rosse sprinkhaan (Gomphocerripus rufus), Gouden sprinkhaan (Chrysochraon dispar) en Zuidelijk spitskopje (Conocephalus discolor).

Mycologie.

In het gebied komt de bijzondere Inktviszwam (Clathrus archeri) voor, dit is een paddenstoel die afkomstig is uit Australië en met name in en na vochtige zomers verschijnt. De soort groeit graag in groepen. Het is een paddenstoel die in een zogenaamd duivelsei zit en na enkele dagen hieruit breekt. Dan vormt zich bovenop de witte rest van het duivelsei een rode paddenstoel met inktvisachtige tentakels. Hierop zitten zwarte, stinkende sporenhoopjes die vliegen en mestkevers aantrekken.

Beheer.

Om de heide te behouden wordt het gebied sinds 1997 begraasd met een kudde geiten en een kudde Glanrunderen. Omdat de geiten en runderen zeer verschillende voorkeuren voor voedsel hebben, worden ze in aparte kuddes gehouden.
Tussen midden april en midden oktober grazen de Glanrunderen in een aantal afgezette gebieden. In 1997 begon men met 20 runderen, inmiddels zijn het er al meer dan 50. Het Glanrund is een oud huisdierras uit deze omgeving dat weinig eisen aan zijn voedsel stelt en dus heel geschikt is voor het begrazen van natuurgebieden. De runderen hebben een voorkeur voor gras en kruiden.
De geiten is van midden april tot eind december in de noordelijke delen van de Wahner heide te vinden. De geitenkudde trekt soms onder begeleiding van een herder met honden rond over de heide en staat ook regelmatig binnen een afrastering op de heide. De geitenkudde bestaat uit 250 tot 300 dieren en is samengesteld uit een groot aantal rassen en kruisingen. Er zitten onder meer Witte Duitse geiten, Toggenburgse geiten, Angorageiten en boerengeiten bij. Geiten hebben een voorkeur voor bladeren en jonge takken van bomen en struiken. Van enkele soorten wordt ook de bast geschild. Dit is van groot belang omdat de struiken de heide anders in korte tijd zouden overwoekeren en het ontstaan van bos zouden bevorderen. De geiten verhinderen de overmatige groei van Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus), Wilgen (Salix sp.), Eiken (Quercus sp.), Berken (Betula sp.), Grove den (Pinus sylvestris) en Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina). Allerlei zeldzame planten worden door de geiten juist gemeden. Hierbij horen onder meer Tijm (Thymus sp.), Stekelbrem (Genista anglica), Driedistel (Carlina vulgaris) en Hondsviooltje (Viola canina). Deze bijzondere soorten kunnen zich dan uitbreiden.

Onderweg in het gebied.

Het gebied is behoorlijk uitgestrekt en er zijn dus heel wat wandelingen te maken.Het gebied is goed ontsloten met een groot aantal gemarkeerde wandelroutes met telkens een ander thema. Ze hebben verschillende lengtes en vormen voor elk wat wils.

Tijd.

Een bezoek aan het gebied is het mooist in de zomermaanden. In juni en juli bloeien veel kleine eenjarigen en andere kruiden en in augustus de struikheide. Dan is het ook mooi om naar sprinkhanen te kijken.
Door de uitgestrektheid van het gebied is het goed mogelijk om er meerdere dagen rond te wandelen.