Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Plombières

         

Ligging: Belgie, Oostkantons, gemeente Plombières, nabij het raadhuis van Plombières.
Status: Natura 2000 gebied.
Onder bescherming sinds: 1998.
Onder beheer bij: 
Ardenne & Gaume.
Oppervlakte: 11 hectare.
Hoogteligging:

Algemeen.

Het zinkreservaat in Plombières vormt uit een van de mooiste gebieden met zinkflora in Wallonië. De bodem bevat een grote hoeveelheid aan zware metalen, hier neergelegd door de metaalindustrie. Er komen vele zeldzame plantensoorten voor die zich hebben aangepast aan de zinkgrond. Alleen deze soorten, die zich hebben aangepast aan de extreme omstandigheden, kunnen hier overleven. De waarde van het terrein ligt in de unieke samenstelling van flora en fauna, met name insecten, in het gebied. Het bestaat uit droge, steile hellingen, uit moerassige delen langs de Geul en uit vlakke terreinen die ten dele begroeid zijn met berkenbos. Verder ligt er een kunstmatige tunnel van de Geul, waar het water zich met donderend geweld doorheen stort. Het gebied bestaat uit mijnsteenbergen met secundaire ertsreste, afkomstig uit de mijnen en de ontginning aan de oppervlakte. Daarnaast liggen er steenbergen met resten uit de zink- en loodfabrieken, bestaand uit sintels en metaalslakken. In de poelen is de invloed van het zink ook duidelijk waarneembaar aan de vegetatie.

Historie.

Het gebied bestaat uit de stortbergen van de zinkindustrie. Andere sporen die je nog kunt ontdekken zijn smeltkroezen die gebruikt werden om het erts in te smelten. Deze zijn nu in het park bij het reservaat gebruikt als zijwand van de greppels. Door de vele Brede stekelvarens (Dryopteris dillatata) die ertussen groeien, zijn ze vaak nauwelijks te zien.

Flora.

Zinkflora.

De zinkflora bestaat uit het zwavelgele Zinkviooltje (Viola lutea subsp. calaminaria), de wit bloeiende Zinkboerenkers (Thlaspi caerulescens subsp. calaminaria), Blaasilene (Silene vulgaris var. humilis) met opgeblazen kelken, het paars bloeiende Engels gras (Armeria maritima ssp. calaminaria) en het weinig opvallende Zinkschapengras (Festuca ovina ssp. guestphalica). Deze soorten beschermen zich op elk hun eigen wijze tegen de giftige zware metalen, bijvoorbeeld door ze met behulp van een schimmel buiten te houden (Zinkviooltje), de metalen via bladopeningen uit te scheiden (Engels gras) of door de metalen via afvalblaadjes kwijt te raken (Zinkboerenkers). Naast de echte zinkflora groeit er ook een aantal pseudo-metalophyten zoals Grasklokje (Campanula rotundifolia), Veldzuring (Rumex acetosa), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), Blauwe knoop (Succisa pratensis) en Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris). Deze soorten kennen allerlei ecotypen, waarvan het hier voorkomende ecotype een zekere resistentie tegen zware metalen kent. Scopelophila cataractae is een aan zinkhoudende bodems gebonden mos, hetzelfde geldt voor het korstmos Stereocaulon nanodes.

Geuloevers.

In het vroege voorjaar (maart-april) bloeit langs de Geul Bosgeelster (Gagea lutea), Verspreidbladig goudveil (Chrysosplenium alternifolium), Gewoon speenkruid (Ficaria vulgaris) en Vingerhelmbloem (Corydalis solida). Later in het jaar komen daar Daslook (Allium ursinum), Bosmuur (Stellaria nemorum), Bittere veldkers (Cardamine amara), Moesdistel (Cirsium oloraceum) en Moerasspirea (Filipendula ulmaria) bij. In een bosje op de oever van de Geul groeit veel Gele monnikskap (Acconitum vulparia), Echte valeriaan (Valeriana repens), Gewoon schaduwkruiskruid (Senecio ovatus), Framboos (Rubus idaeus) en Overblijvend bingelkruid (Mercurialis perennis). Langs de afgesneden Geulmeander, de Vieille Gueulle, groeit Pluimzegge (Carex paniculata).

Graslanden.

In de graslanden met Glanshaver (Arhenaterum elatius) en Goudhaver (Trisetum flavescens) bloeien weidebloemen als Rapunzelklokje (Campanula rapunculoides), Wilde reseda (Reseda lutea), Wilde marjolein (Origanum vulgare), Kleine ratelaar (Rhinanthus minor), Vogelwikke (Vicia cracca), Peen (Daucus carotta), Beemdkroon (Knautia arvensis) en Glad walstro (Galium molugo). Op een brug over de Geul groeit Slangenkruid (Echium vulgare) en Rozetsteenkers (Arabidopsis arenosa), een zeldzame kruisbloemige die ook veel op metaalhoudende bodems groeit.
In het gebied ligt een aantal kleine bosjes, die vrijwel geheel bestaan uit Ruwe berk (Betula pendula).

Fauna.

Ook de fauna is bijzonder, waarbij vooral de vlindersoorten een ongekende rijkdom vertonen.

Sprinkhanen.

Onder de sprinkhanen vinden we hier sterk gelijkende soorten in de graslanden als de Ratelaar (Chorthippus biguttulus), de Bruine sprinkhaan (Chorthippus brunneus) en de Krasser (Chorthippus parallelus).
In vochtige terreinen leven de Gouden sprinkhaan (Chrysochraon dispar), het Zuidelijk spitskopje (Conocephalus fuscus) en het Gewoon spitskopje (Conocephalus dorsalis). De Struiksprinkhaan (Leptophyes punctatissima) en Boomsprinkhaan (Meconema thalassinum) voeren een meer verborgen leven in bomen en struiken uit. Het Knopsprietje (Myrmeleotettix maculatus) en de Blauwvleugelsprinkhaan (Oedipoda caerulescens) leven op warme open plekken. Zeldzame soorten zijn het Wekkertje (Omocestus viridulus) en het Schavertje (Stenobothrus stigmaticus), dat de laatste keer in 1995 werd waargenomen. De Grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima), de Sikkelsprinkhaan (Phaneroptera falcata) en de Bramensprinkhaan (Pholidoptera griseoaptera) behoren tot de sabelsprinkhanen. Doorntjes zijn zeer klein en moeilijk te onderscheiden, er leven drie soorten : het Zanddoorntje (Tetrix ceperoi), het Kalkdoorntje (Tetrix tenuicornis) en het Gewoon doorntje (Tetrix undulata).

Hier voorkomende libellensoorten zijn onder meer Tangpantserjuffer (Lestes dryas) , Venglazenmaker (Aeshna juncea), waarvan hier de enige populatie in Wallonië buiten de Lotharingse venen existeert. Twee andere soorten zijn de Geelvlekheidelibel (Sympetrum flaveolum) en de Tengere grasjuffer (Ischnura pumilio).
Op Beemdkroon (Knautia arvensis) zoekt de fraaie Beemdkroonbij (Andrena hattorfiana) naar nectar. Dit is een vrij grote, solitair levende, zandbij die opvallende rode pollen aan haar benen transporteert.
Op Blaassilene (Silene vulgaris ssp. vulgaris) leeft het Vierentwintig stippelig lieveheersbeestje (Subcoccinella 24-punctata). Deze drie tot vier millimeter kleine, behaarde kever leeft van planten, onder andere klaver en luzernesoorten, anjerachtigen maar ook bonen, aardappel, biet en dahlia. Hierbij wordt niet het hele blad opgegeten, maar blijft een skelet van nerven, verbonden door de onderste bladlaag over. Dit opvallende vraatpatroon en het de vaak miserabele staat van de plant wijst al snel op het voorkomen van deze soort. De meeste exemplaren van Blaassilene komen niet tot bloei als ze door het Vierentwintig stippelig lieveheersbeestje worden bezet. Dit geldt met name voor de voorjaarsbloei. In de zomer bloeit dan in de populatie toch weer een redelijk aantal exemplaren. De larves zijn behaard en vallen niet bijzonder op. De volwassen kevers zijn meestal lichtrood met onduidelijk afgegrensde zwarte puntjes.

Amfibieen.

Langs de plassen, met name langs de Vieille Gueule leven allerlei amfibieen, waaronder de Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans), de Gewone pad (Bufo bufo), de Middelste groene kikker (Rana kl. esculenta), de Bruine kikker (Rana temporaria), de Alpenwatersalamander (Triturus alpestris) en de Kleine watersalamander (Triturus vulgaris).In de moerassige delen van het reservaat leeft de Waterral (Rallus aquaticus). Langs de beek leven, met name in de buurt van de Geultunnel, de drie soorten beekvogels Grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea), Waterspreeuw (Cinclus cinclus) en de IJsvogel (Alcedo atthis).

Vlinders.

     

In het gebied vliegt de Kleine parelmoervlinder (Issoria lathoia), waarvan dit de enige populatie is in Wallonië. Deze prachtige soort kenmerkt zich door de grote zilveren vlekken op de onderkant van de vleugels. Een andere soort is de Zilveren maan (Boloria selene), een parelmoervlinder waarvan de rupsen zich, net als bij de voorgaande soort, voeden met de enige aanwezige viooltjessoort, het Zinkviooltje (Viola calaminaria). De volwassen Zilveren manen voeden zich met nectar van Zinkviooltjes (Viola calaminaria), Engels gras (Armeria maritima ssp. halleri) en Koninginnekruid (Eupatoria cannabinum).
Verder leven hier twee bijzondere blauwtjes, namelijk het Klaverblauwtje (Polyommatus semiargus) en het Heideblauwtje (Plebeius argus), ook al zeer zeldzaam in Wallonië. Het Klaverblauwtje zet haar eitjes af op Rode klaver (Trifolium pratense).
In totaal zijn in het gebied 30 soorten dagvlinders aangetroffen, hieronder een opsomming van de overige soorten. Het Geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris), het Groot dikkopje (Ochlodes sylvanus) en het Bruin dikkopje (Erynnis tages) uit de familie van de dikkopjes. Uit de familie van de Grote pages de Koninginnenpage (Papilio machaon). Uit de groep van de witjes het Oranjetip (Anthocharis cardamines), Groot koolwitje (Pieris brassicae), Klein geaderd witje (Pieris napi), Klein koolwitje (Pieris rapae), Oranje luzernevlinder (Colias croceus) en de Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni).
Uit de familie van de blauwtjes het Boomblauwtje (Celastrina argiolus), het Kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas) en het Icarusblauwtje (Polyommatus icarus). Uit de groep van de Schoenlappers of Vossen de Kleine vos (Aglais urticae), het Landkaartje (Araschnia levana), de Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album), de Dagpauwoog (Inachis io), de Atalanta (Vanessa atalanta) en de Distelvlinder (Vanessa cardui). De Zandoogjes zijn vertegenwoordigd met Koevinkje (Aphantopus hyperantus), Hooibeestje (Coenonympha pamphilus), Argusvlinder (Lasiommata megera), Bruin zandoogje (Maniola jurtina) en Bont zandoogje (Pararge aegeria).
Op Jacobskruiskruid (Senecio jacobaea) leven de geel-zwart gestreepte rupsen van de Jakobsvlinder (Tyria jacobaeae).

Bedreigingen:

In de winter van 1998- 1999 werd een groot deel van het gebied afgedekt om te voorkomen dat er steeds maar weer zinkdeeltjes in de Geul zouden spoelen.
Nu resteert nog slechts een klein gebied aan de rand van de vijver. In 1996 werd ook al een 16.000 m2 met een één meter dikke laag schone grond overdekt. Dit is helaas bijna 2/3e deel van het voormalige gebied met zinkflora.

Onderweg in het gebied.

Het reservaat van Plombières is maar klein en verdwalen is bijna niet mogelijk. Tegenover de kerk van Plombières loopt u de weg richting Eupen-Moresnet in en slaat 70 meter verderop linksaf via de Rue du Casino. Bij een kapelletje loopt u rechtdoor over een onverharde weg en loopt via een hek in het zinkreservaat in. Alsmaar rechtdoor door een bosje en langs de oever van de Geul stroomopwaarts door een bosje tot waar de Geul wordt overkluisd. Daar linksaf, na 10 meter op de asfaltweg weer linksaf en via een poortje weer terug door een graslandgebied. Daar middenin ligt bij een aantal stortbergen weer een poortje zodat u in het kale zinkreservaat uitkomt. Langs de oever van de oude Geul rechtdoor tot bij de Geul en deze stroomafwaarts volgen tot bij de Geultunnel. Daar via het bruggetje oversteken en alsmaar rechtdoor tot u weer op de veldweg staat en via een poortje rechts het gebied weer kunt verlaten en terug kunt lopen naar de kerk.

Tijd.

Een bezoek aan het reservaat is met name lonend in de bloeitijd van de zinkflora. Deze begint in het voorjaar, omstreeks april met de bloei van de Zinkboerenkers (Thlaspi caerulescens ssp. calaminare) en gaat door tot in oktober. De bijzondere vlinders zijn met name te vinden van mei tot eind juli. Voor een bezoek aan het gebied kun je ongeveer een tot drie uur uittrekken, al naar gelang je eigen belangstelling.