Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Untere Seegeniederung en Laascher See.

     

Laasche ligt op een schiereiland tussen de Schwarzer See en de Seege nabij Gartow. De Seege stroomt langs de zuid- en westkant van de Höhbeck en mondt nabij Laasche via de Laascher See uit in de Elbe. Langs de Seege liggen lemige laagtes die een belangrijk broed- en rustgebied voor allerlei weide- en watervogels vormen. Door het regelmatig optreden van overstromingen was er geen intensief landbouwkundig gebruik mogelijk en daardoor hebben zich allerlei planten die elders reeds lang verdwenen zijn kunnen handhaven. Het gebied werd in het verleden enkel als hooiland gebruikt. Ook het reliëfrijke, dan weer zandige en dan weer lemige substraat leidt tot een grote diversiteit aan planten.

Vochtige hooilanden en Seege-oever.

In de voedselrijkere graslanden langs de Seege bloeien velden van Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), gemengd met Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), Wilde bertram (Achillea ptarmica), Poelruit (Thalictrum flavum) en Veldzuring (Rumex acetosa).
Langs de oever van de Seege staat veel Gele lis (Iris pseudacorus), Dotterbloem (Caltha palustris), Waterkruiskruid (Senecio aquaticus), Lange ereprijs (Veronica longifolia) en Rietgras (Phalaris arundinacaea), maar ook de zeldzame Schildereprijs (Veronica scutellata) en Scutellaria hastifolia.
In het water van de traag stromende Seege groeit onder meer Krabbenscheer (Stratiotes aloides), Gele plomp (Nuphar lutea) en Veenwortel (Polygonum amfibium). Langs de oever leven Meerkikkers (Rana ridibunda). Ook broeden er IJsvogel (Alcedo atthis) en allerlei soorten eenden. De Grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus) is gebonden aan uitgestrekte rietvelden waarin hij het hoogste lied zingt. De Elbe-Bever (Castor fiber ssp. albicans) heeft hier eveneens zijn thuis gevonden, knaagsporen in de zachthoutooibossen verraden zijn aanwezigheid. In de ooibossen leven Wielewalen (Oriolus oriolus). Koekoeken (Cuculus canorus) leggen hun eieren in de nesten van kleine zangvogels.
In het water zitten Ruisvoorns (Scardinius erythrophthalmus), Snoeken (Esox lucius) en Snoekbaars (Stizostedion lucioperca).

Poeltjes.

     

              Gouden sprinkhaan (Chrysochraon dispar).          Roodbuikvuurpad (Bombina bombina).

Langs de oever van de poeltjes tussen de rivierduinen groeit onder meer Egelboterbloem (Ranunculus flammula), Zwanenbloem (Butomus umbellatus), Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica), Scutellaria hastifolia, Grote watereppe (Sium latifolium) en Schildereprijs (Veronica scutellata). In het water groeit Watertorkruid (Oenanthe aquatica) en Mattenbies (Schoenoplectus lacustris). Op plekken die ´s winters overstromen groeit Genadekruid (Gratiola officinalis), een echte stroomdalsoort. In de poeltjes leven Knoflookpadden (Pelobates fuscus) en Roodbuikvuurpadden (Bombina bombina).
Er vliegen diverse libellensoorten als Grote keizerslibel (Anax imperator), Blauwe breedscheenjuffer (Platycnemis pennipes), Metaalglanslibel (Somatochlora metallica), Azuurwaterjuffer (Coenagrion puella), Bruine korenbout (Libellula fulva), Grote roodoogjuffer (Erythromma najas), Smaragdlibel (Cordulia aenea), Viervlek (Libellula quadrimaculata), Lantaarntje (Ischnura elegans) en Vroege glazenmaker (Aeshna isosceles). Ooievaars (Ciconia ciconia) maken jacht op amfbieën, muizen en Mollen (Talpa europaea).

     

Stroomdalflora.


Op het schiereiland bij Laasche liggen hogere, zandige ruggen met een xerofiele vegetatie. Veel voorkomende stroomdalsoorten zijn Wilde kruisdistel (Eringium campestre). Buntgras (Coronephorus canescens), Zandblauwtje (Jassione montana), Kruiptijm (Thymus serpillus) en Wilde averuit (Artemisia campestris). Ook Viltganzerik (Potentilla argentea), Slangenkruid (Echium vulgare), Muurpeper (Sedum acre), Stijf vergeet-me-nietje (Myosotis stricta) en Steenanjer (Dianthus deltoides) zijn kenmerkend voor de droge duinen. Andere soorten zijn Rode schijnspurrie (Spergularia rubra), Gewone reigersbek (Erodium cicutarium), Eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus), Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria), Engels gras (Armeria elongata), Liggende klaver (Trifolium campestre), Gewone hoornbloem (Cerastium arvense), Schapenzuring (Rumex acetosella) en Moeslook (Allium oloraceum). Zandzegge (Carex arenaria) doorsnijdt met zijn lange uitlopers de duinen. Kaal breukkruid (Herniaria glabra) valt door zijn geringe formaat nauwelijks op.Torenkruid (Arabis glabra) is goed herkenbaar aan zijn kale stengel en blauwgroene bladeren.
In de wat rijkere graslanden groeien Vijfvingerkruid (Potentilla reptans), Sint-Janskruid (Hypericum perforatum), Kattedoorn (Ononis spinosa), Geel walstro (Galium verum), Knikkende distel (Carduus nutans), Veldzuring (Rumex acetosa) en Duizendblad (Achilea millefolium).
Ruwe klaver (Trifolium scabrum) en Gestreepte klaver (Trifolium striatum) zijn twee nogal op elkaar lijkende klaversoorten, ze zijn te onderscheiden doordat de hoofdjes bij Ruwe klaver duidelijk gesteeld zijn, terwijl ze bij Gestreepte klaver zitten. Bovendien heeft de kelkbuis van Ruwe klaver stekelige tanden. Een andere bijzondere soort is Armeria elongata, een soort Engels gras.

     

Kraailook (Allium vineale). Zacht vetkruid (Sedum sexangulare).

De rivierduinen vormen een meer natuurlijk habitat voor soorten die doorgaans als akkeronkruiden worden beschouwd. Het gaat om soorten als Akkerviltkruid (Filago arvensis), Bleke klaproos (Papaver dubium), Slofhak (Anthoxantum aristatum), Eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus), Veldsla (Valerianella locusta) en Akkerviooltje (Viola arvensis).
Akkerviooltje (Viola arvensis) en Driekleurig viooltje (Viola tricolor) worden door Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia) als waardplant gebruikt. Ook leven er Hooibeestje (Coenonympha pamphilus), Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola) en Bruin zandoogje (Maniola jurtina). In het gras leven Greppelsprinkhaan (Metrioptera roeselii), Wrattenbijter (Decticus verrucosus) en Gouden sprinkhaan (Chrysochraon dispar). Schapenzuring (Rumex acetosella) is de waardplant van de Zuringspanner (Lythria cruentaria). Deze rivierduintjes waren vroeger met Grove dennen (Pinus sylvestris) volgeplant, maar een deel is inmiddels aangekocht door NABU Hamburg en vrijgekapt. Zo konden deze bijzondere graslanden zich weer uitbreiden. De Boomleeuwerik (Lullula arborea) broedt op deze open plekken. De Grauwe gors (Milaria calandra) zingt er regelmatig, evenals de Boompieper (Anthus trivialis). De Boompieper start zijn zangvlucht vaak bovenin een boomtop en daalt dan met uitgespreide vleugels ronddraaiend als een parachute naar beneden. De Veldleeuwerik (Alauda arvensis) zingt hoog in de lucht zijn oneindige wijsje.
Ook de 500 jaar oude dijk langs de Seege is een refugium voor allerlei plantensoorten en voor kolonies van solitaire bijen.