Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













NSG Koppelstein.

Ligging:
Kreis Koblenz, gemeente Lahnstein.
Hoogteligging: 80-202 meter boven N.N.
Onder bescherming sinds:

Algemeen.

Naturschutzgebiet Koppelstein ligt op de oostoever van het Rijndal nabij Lahnstein, om precies te zijn tussen Oberlahnstein en Braubach. Het ligt tussen het Weihertal en het Schlierbachtal. Op de zuidoostelijke helling groeit een beukenbos, verder liggen er warmteminnende eikenbossen, kale rotspartijen en prachtige kalkgraslanden die ontstaan zijn uit verlaten wijngaarden. Het gebied kent door zijn ligging in het Rijndal en zijn expositie een xerofiele flora en fauna.

Flora.

De flora van het gebied wordt bepaald door zijn expositie op het zuidwesten. Daardoor komt hier een aantal warmteminnende elementen voor. Door de afwisseling van droog en nat, koel en warm, rotsig of iets diepere bodems is het gebied behoorlijk soortenrijk. Er zijn maar liefst 500 soorten hogere planten te vinden. Aan de oostkant van het gebied groeit een hoog opgaand beukenbos. Beukenbossen zijn meestal vrij donker doordat het dichte bladerdek slechts weinig licht doorlaat. Daardoor ontwikkeld de flora op de bosbodem zich het rijkst in het voorjaar, wanneer er nog geen bladeren aan de bomen zijn. Dan groeit hier Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Lievevrouwebedstro (Galium odoratum), Bolletjeskers (Dentaria bulbifera), Springzaadveldkers (Cardamine impatiens), Eenbloemig parelgras (Melica uniflora) en Lelietje-van-dalen (Convallaria majalis). Het betreft een beukenbos op zure grond met veel Witte veldbies (Luzula luzuloides), een zogenaamd Luzulo-Fagetum. Later in het jaar bloeit er niet meer veel in het bos. Wel groeit langs de rand van de weg dan veel steentijm (Calamintha sylvatica). In de ondergroeit staat Alpenbes (Ribes alpina), die gekenmerkt wordt door bloemen en vruchtsteeltjes die rechtop staan. Verder lijkt hij best wel veel op Aalbes (Ribes rubrum). Op enkele rotspartijen langs de koele, vochtige dalen groeien diverse soorten varens, waaronder Eikvaren (Polypodium vulgare).
Op een aantal plekken is het oorspronkelijke beukenbos verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een haagbeukenbos. De Haagbeuk (Carpinus betulus) kan namelijk beter tegen regelmatig afhakken en neemt dan de plaats in van de Beuk (Fagus sylvatica) die het na verloop van tijd laat afweten. In de ondergroei van deze bossen, die vaak een wat dikkere humuslaag kennen, groeit in het voorjaar Voorjaarshelmbloem (Corydalis solida) en Speenkruid (Ranunculus ficaria).
Iets verder hellingafwaarts gaat het beukenbos over in een eikenbos. Hier groeien veel Wintereiken (Quercus petrea) die in het verleden zijn gebruikt als hakhout. Dat is nog te zien aan de vertakte stam van de bomen. In de ondergroei is Stinkend nieskruid (Helleborus foetidus) te vinden. Op droge, stenige plekken groeit Mannetjesereprijs (Veronica officinalis) en Valse salie (Teucrium scorodonium). In het vroege voorjaar bloeit hier Vroege sterhyacint (Scilla bifolia). Later is er ook Lelietje van dalen (Convallaria majalis) te vinden. Langs de kant van de weg groeit (Hypericum hirsutum) en (Hypericum montanum). Op de droge, hete hellingen langs de Rijn wordt het voor veel eiken ook moeilijk om te groeien en verandert het bos in een kreupelbos met een vrij rijke ondergroei van diverse soorten havikskruiden, Nachtsilene (Silene nutans), Betonie (Betonica officinalis), Alpenklaver (Trifolium alpestre) en Welriekende salomonszegel (Polygonatum odoratum). Op iets meer beschaduwde plaatsen is Zwartsteelvaren (Asplenium adiantum nigrum) te vinden.

          

           Welriekende salomonszegel              Kalkaster                                        Franse esdoorn
           (Polygonatum odoratum).              (Aster lynosyris).                             (Acer monspessulanum).

Na verloop van tijd gaat het bos over in een gebied met graslanden waarin ook veel struiken groeien. Deze kalkgraslanden worden regelmatig met schapen of geiten beweid, omdat ze anders snel vol zouden groeien met struikgewas en bomen. Ze zijn grotendeels ontstaan uit verlaten wijngaarden en hier en daar is ook nog een druivenstok (Vitis vinifera) te vinden. De houtige vegetatie in dit deel bestaat uit Rode kornoelje (Cornus sanguineum), Sleedoorn (Prunus spinosa) en Hazelaar (Corylus avellana), maar ook uit bijzondere soorten zoals Wollige sneeuwbal (Viburnum lantana), Wegedoorn (Rhamnus frangula), Franse esdoorn (Acer monspessulanum), Weichselboom (Prunus malaheb), Meelbes (Sorbus aria) en Elsbes (Sorbus torminalis). Ook groeit er een fraaie bramensoort Rubus canescens. Langs de rand van de struwelen groeit veel Bloedooievaarsbek (Geranium sanguineum), Sikkelgoudscherm (Bupleurum falcatum), Duinsalomonszegel (Polygonatum odoratum), Wilde weit (Melampyrum arvense), Veldsalie (Salvia pratensis), Wilgalant (Inula saligna), Witte engbloem (Vincetoxicum hirundinaria), Tuilganzebloem (Tanacetum corymbosum) en Kroonhuid (Coronilla varia). De kalkgraslanden zijn begroeid met Wilde marjolein (Origanum vulgare), Geel zonneroosjes (Helianthemum nummularia), Karthuizer anjer (Dianthus carthusianorum), Cypreswolfsmelk (Euphorbia cyparisias), Grote centaurie (Centaurea scabiosa), Driedistel (Carlina vulgaris), Wilde kruisdistel (Eringium campestre), Duifkruid (Scabiosa columbaria), Kalkwalstro (Asperula cyanica), Bergandoorn (Stachys recta) en Melige toorts (Verbascum lychnites). Verder zijn er maar liefst 19 soorten orchideeën in het gebied aangetroffen waaronder Soldaatje (Orchis mascula), Hommelorchis (Ophrys holoserica), Wit bosvogeltje (Cephelanthera longifolia), Vliegenorchis (Ophrys insectifera) en Bokkenorchis (Himantoglossum hircinum). In de herfst is op de kalkgraslanden veel Kalkaster (Aster lynosyris) te vinden. Deze heeft gele bloemen. Er staat eveneens (Aster ammelus).
Langs de rand van de akkers in het gebied zijn enkele bijzondere akkeronkruiden te vinden. Heel massaal groeit hier Aardaker (Lathyrus tuberosus). Heel wat zeldzamer is Akkerzenegroen (Ajuga chamaepytis), die zelfs als uitgestorven in dit gebied te boek staat, maar in juli 2008 toch door mij gevonden werd.
Langs de zuidwestrand van het natuurreservaat, op de steile hellingen naar het Rijndal toe, liggen rotsen met een spaarzame begroeiing. Deze bestaat uit bosschages met onder meer Wegedoorn (Rhamnus frangula), Franse esdoorn (Acer monspessulanum), Weichselboom (Prunus malaheb) en Elsbes (Sorbus torminalis). Verder groeit er veel Nachtsilene (Silene nutans), Wilde averuit (Artemisia campestris ssp. lednicensis), Grote wilde tijm (Thymus pulegoides), Struikheide (Calluna vulgaris), Overblijvende hardbloem (Scleranthus perennis), Muizenoortje (Hieracium pilosella), Trosgamander (Teucrium botrys) en diverse soorten vetplanten waaronder Wit vetkruid (Sedum album), Zacht vetkruid (Sedum sexangulare) en Tripmadam (Sedum rupestre). Ook groeit hier veel Hertekruid (Peucedanum cervaria). In het vroege voorjaar bloeit hier Wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris) en Voorjaarsganzerik (Potentilla neumaniana).

Fauna.

     

             Wegedoornpage (Satyrium spini).                           Boomkrekel (Oecanthus pellucidus)

In de kalkgraslanden leven Rosse sprinkhanen (), die goed herkenbaar zijn aan hun enigszins verdikte sprietknopjes met een spits wit puntje eraan.
In de struwelen met Wegedoorn (Rhamnus frangula) is de Wegedoornpage (Satyrium spini) te vinden. Ook leeft er Blauwvleugelsprinkhaan (Oedipoda caerulescens) en de zeer bijzondere Roodvleugelsprinkhaan (Oedipoda germanica). Door gericht te zoeken in het struikgewas kan de Boomkrekel (Oecanthus pellucidus) gevonden worden.
Door het warme klimaat van het gebied leeft er een groot aantal reptielen. Naast meer algemene soorten als Levendbarende hagedis (Lacerta vivipara), Hazelworm (Anguis fragilis) leven er ook bijzondere soorten als Gladde slang (Coronella austriaca), Muurhagedis (Podarcis muralis), Zandhagedis (Lacerta agilis) en als topsoort Smaragdhagedis (Lacerta viridis). Een bijzondere broedvogel is de Grijze gors (Emberiza cia). In de open bossen zoeken Wilde zwijnen (Sus scrofa) naar voedsel.
In de droge kalkgraslanden leven enkele bijzondere huisjesslakken, waaronder het Heideslakje (Helicella itala), de Wijngaardslak (Helix pomatias) en.................

Mycologie.

In de kalkgraslanden groeit de Netstelige heksenboleet (Boletus luridus). In de bossen groeien onder meer Rechte koraalzwam ( ), Roodstelige fluweelboleet (Xerocomus chrysenteron), Grote stinkzwam (Phallus impudicus) en Gezoneerd elfenbankje (Trametes versicolor). Er groeit ook het Stinkparasolletje, een fraai klein parasolzwammetje met een bruine kruin.
In de eikenbossen kan Doolhofzwam (Daeadaelopsis quercina) worden gevonden.

Onderweg in het gebied.

Het gebied is interessant vanaf eind maart (bloei Vroege sterhyacint en Voorjaarshelmbloem) tot en met september (bloei kalkaster). Voor de orchideeën bezoek je het gebied het best in mei.
Voor een bezoek aan het gebied parkeer je bij de tennisbaan, vlakbij het Kurzentrum. Vanaf daar neem je een bosweg die achterlangs het tenniscentrum leidt. Na een flinke afdaling ga je via een zijweg enigszins bergop tot je links en rechts kalkgraslanden ziet liggen. Aan het eind van dit pad ga je bergop langs de rand van een akker. Dan loop je via een vooruitspringende rots verder naar een uitzichtpunt over de Rijn, vlakbij een schuilhut. Trek gerust 3 tot 6 uur uit voor een bezoek aan het gebied.