Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













BNVS Natuurreservaat Holzwarchetal (België).
     

Ligging: Oostkantons.Tussen Büllingen en Rocherath.

Onder bescherming sinds: 1978.

Oppervlakte: 75 hectare (stand 2008).

Hoogteligging: 620-630 meter boven A.P.

Algemeen.

     

Het natuurreservaat van de Holzwarche ligt in Oost- België, pal tegen de Duitse grens aan. De bronnen van dit riviertje liggen nabij Losheimergraben, op een plateau van 660 meter waar ook de Kyll en enkele bronbeken van de Our ontspringen. De Holzwarche stroomt eerst in noordelijke richting tot ongeveer bij de Enkelberger Mühle en daarna in westelijeke richting verder tot het stuwmeer van Bütgenbach. In een verder traject draagt het riviertje overigens de naam "Warche" en is dan voor veel mensen veel bekender dan de bovenloop.
Het dal van de Holzwarche werd in vroeger tijden gebruikt als hooiland. In het vroege voorjaar, tijdens het smelten van de sneeuw, leidde men het smeltwater door smalle irrigatiekanaaltjes (de zogenaamde Flüxgräben). Deze werden op regelmatige afstand afgedamd en het smeltwater, met daarin allerlei zwevende humusdeeltjes, stroomde over de weiden. Hierdoor werden de weilanden bemest. In de zomermaanden, rond eind juni, maaide men de weilanden en bracht het hooi naar de boerderijen. Daar werd het als voer voor de koeien gebruikt. In deze zogenaamde "Flüxwiesen" kreeg door dit extensieve gebruik de natuur alle kans en er ontwikkelde zich een rijke flora en fauna. Toen dit hooien rond 1950 niet meer rendabel was, verruigden de hooiweiden steeds meer. Vanaf 1970 begon men ook met aanleggen van kerstboomplantages op de voormalige hooiweiden. Dit betekende het einde van de rijke mix van planten en dieren in deze gebieden. Gelukkig zagen de natuurbeschermers van de BNVS dit en begonnen vanaf 1978 met het opkopen van percelen in het dal. Tot 1992 werden op deze manier 35 hectare hooiland gered en men sloot ook een pachtcontract af op 200 kleine percelen. Door het beheer weer volgens oude traditie op te pakken, dat betekent dus hooien in de zomer, keerde de flora en fauna langzaam weer terug. Rond 2000 begon men ook met het weghalen van de sparren op de dalbodem, zodat de natuur de verloren gebied kan herkoloniseren. In 2008 was het beschermde gebied al gegroeid tot 75 hectare.

Geologie.

In het dal zijn enkele steengroeves te vinden waarin je goed kunt zien hoe het gebied in het verleden is opgeheven. De lagen zijn gebogen of staan zelfs vertikaal.
Geomorfologisch is het meanderen van de Holzwarche interessant. Op vele plekken is de boomvegetatie zelfs grotendeels verwijderd om dit aan de bezoeker te tonen.

Flora.

          

           Wilde narcis                                     Rood peperboompje                       Bergvenkel
           (Narcissus pseudonarcissus)          (Daphne mezereum)                       (Meum athamanticum)

In het gebied vinden we allerlei verschillende biotopen, variërend van droog tot heel nat. Dit leidt tot een enorme botanische rijkdom. Langs de Kleinfüllenbach, een zijbeekje, werden op een oppervlak van slechts 2 hectare maar liefst 190 plantensoorten gevonden.
Heel bijzonder in het gebied zijn de uitgestrekte populaties Wilde narcis (Narcissus pseudonarcissus), die tussen begin en half april het dal van een gele waas voorzien. Later in het jaar, rond half mei, bloeit op deze weilanden de Bergvenkel (Meum athamanticum) en Bergcentaurie (Centaurea montana). Verder groeit hier veel Bergbeemdgras (Poa chaixii), welk te herkennen is aan zijn sterk samengedrukte, brede scheuten en de bladen met een samengetrokken top. Ook is het feit dat ze in de winter een frisgroene kleur dragen een goed herkenningsteken.
Er liggen borstelgraslanden, waarin het Borstelgras (Nardus stricta) de belangrijkste soort vormt. Daartussen groeit onder meer Wilde tijm (Thymus sp.), Knollathyrus (Lathyrus linifolius) en Vleugeltjesbloem (Polygala sp.).
In de zeggenmoerassen groeit Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata) en Wateraardbei (Potentilla palustris). In de moerassen vinden we allerlei soorten Biezen (Luzula sp.), uitgestrekte populaties met Adderwortel (Polygonum bistorta), Moerasspirea (Filipendula ulmaria) en de Echte valeriaan (Valeriana repens). In natte weilanden groeit veel Grote engelwortel (Angelica sylvestris) en Adderwortel (Polygonum bistorta). Verspreid in het dal vinden we ook groepjes Geoorde wilg (Salix aurita). In de broekbossen met Elzen (Alnus glutinosa) groeien veel Dotterbloemen (Caltha palustris).
Op enkele plekjes is ook het Rood peperboompje (Daphne mezereum) met zijn zoet geurende roze bloemen te vinden. Dit is helaas bijna verdwenen door verzamelaars die hopen dat deze bijzondere plant het in hun tuin goed zal doen.
Op de hoogstgelegen plekken zoals bij het Kappertzvenn en bij de Weißen Stein zijn door de hoge hoeveelheden neerslag, de hoogteligging en het koele klimaat Moorbirkenwälder ontstaan. Dit zijn bossen met veel Zachte berk (Betula pubescens). Ook liggen hier laagvenen met Wollegras (Eriophorum vaginatum), Veenpluis (Eriophorum angustifolium) en Beenbreek (Narthecium ossifragum). Ook liggen er vochtige heidegebieden en borstelgraslanden.

Fauna.

In het gebied is een bijzondere vogelwereld aanwezig. We vinden hier de Grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea) en de Waterspreeuw (Cinclus cinclus), twee vogels die typisch zijn voor snelstromende beken. Uit de roofvogelwereld vinden we hier zowel de Rode wouw (Milvus milvus) en de Zwarte wouw (Milvus migrans). In de omgeving zwerft ook regelmatig de Zwarte ooievaar (Ciconia nigra) rond, op zoek naar voedsel. Ook een aantal soorten die normaliterin Noord-Europa of in de Alpen te vinden zijn, komt hier voor. Onder meer de Notenkraker (Nucifraga caryocatactes), die bij tijd en wijle ook in de omgeving broedt. In dichte bossen leeft de Ruigpootuil (Aegolius funereus). Ook de Kruisbek (Loxia curvirosta) is een algemene broedvogel in de naaldbossen.
De Beflijster (Turdus torquatus) bereikt hier een van haar westelijkste voorposten.
Dan zijn er natuurlijk de vlinders. Vroeg in het voorjaar, rond de tijd van de Wilde narcissenbloei, vliegen hier Citroenvlinders (Gonepteryx rhamni) rond. Dit is ook de tijd waarin de Kleine nachtpauwoog (Saturnia pavonia) rondvliegt. Bij deze fraaie soort vliegen de mannetjes overdag met grote snelheid door het dal, op zoek naar vrouwtjes die ergens in de vegetatie zitten. De mannetjes vinden de dieren van de andere sexe op reuk, de vrouwtjes scheiden namelijk geurstoffen, zogenaamde feromonen uit, om de mannetjes te lokken. Van de mannetjes zie je dus vaak niet meer dan een oranje bal die door het dal schiet. De vrouwtjes kun je soms wel waarnemen, als ze in de struiken rusten.
In de zomermaanden vliegen hier enkele soorten parelmoervlinders waaronder de Zilveren maan (Boloria selene), de Purperstreepparelmoervlinder (Brenthis ino) en de Ringoogparelmoervlinder (Boloria eunomia). Ook vinden we er de Blauwe vuurvlinder (Lycaena helle).
In de Holzwarche leven Beekforellen (Salmo trutta). Daarnaast komt er een aantal Rivierdonderpadden (Cottus gobio) voor, maar deze zijn zeker niet algemeen. Uit het stuwmeer van Bütgenbach zijn Palingen (Anguilla anguilla) opgetrokken tot in de Holzwarche.


          
Kleine nachtpauwoog (Saturnia pavonia) links mannetje en rechts vrouwtje, Gewone pad (Bufo bufo).

Onderweg in het gebied.

Voor een wandeling in het gebied parkeer je het beste bij de Enkelsberger Mühle, een houtzagerij tussen Rocherath en Mürringen. Dan volg je de beekloop stroomopwaarts richting de Duitse grens. Je passeert eerst enkele vakantiewoningen en ziet in de weilanden langs de beek duizenden Wilde narcissen, als je tenminste in het vroege voorjaar onderweg bent. Verderop passeer je een tweetal parkeerplaatsen. Daarna nog verder tot een derde parkeerplaats. Hier kun je de geasfalteerde weg naar links volgen tot bij een klein veengebiedje. Hierin ligt een grote steen, de zogenaamde "Weisser Stein". Hier voorbij sla je linksaf en volgt een grote weg richting parkeerplaats Rupenvenn. Iets hiervoor kun je via een zijdal van de Holzwarche weer teruglopen naar de Enkelsberger Mühle.

Tijd.

Het bezoek aan het gebied neemt een halve tot een hele dag in beslag, al naar gelang het interesse van de bezoeker. De hierboven summier beschreven wandeling heeft een lengte van circa 11 kilometer.
Wat betreft het jaargetijde zijn er drie periodes te onderscheiden waarin een bezoek aan het gebied zich loont. Ten eerste is het gebied natuurlijk bekend om zijn duizenden Wilde narcissen. De bloeitijd van deze plant valt tussen begin april en midden april. Dan vind je ook het Rood peperboompje, de Citroenvlinder en de Kleine nachtpauwoog hier. De Rode wouw keert nu net terug naar zijn broedgebied.
De tweede periode is omstreeks half mei, wanneer de dalweiden vol staan met bloeiende Bergvenkel. Daartussen vind je onder meer Bergcentaurie en Knollathyrus. Aan vlinders vliegt hier dan onder meer de Blauwe vuurvlinder.
De derde periode is natuurlijk de zomer. Zorg er dan wel voor om voor de derde week van juni in het gebied te zijn, omdat je anders kans loopt dat de fraaie weilanden gemaaid zijn en er niet meer veel te zien is van de fraaie bloemenwereld. Je ziet dan uitbundig bloeiende Adderwortel, Moerasspirea en misschien wel een enkele orchidee.