Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata)

     

Moeraswolfsklauw is de kleinste wolfsklauwachtige van ons land. Hij kruipt met zijn twee tot vijftien centimeter lange hoofdstengel over de grond en vormt in de zomer opstijgende stengels waaraan de sporenaren ontstaan. Deze vruchtbare stengels bereiken een hoogte van drie tot tien centimeter (VAN DER MEIJDEN, 2005). In tegenstelling tot die van de Grote wolfsklauw verschillen deze sporenaren niet zo duidelijk van de gewone stengels. De sporangiën zitten in de oksels van iets bredere schutbladeren en daardoor is het bovenste deel van de rechtopstaande tak ietwat verdikt. In de herfst, nadat de sporen zijn verspreid, sterven de rechtopstaande stengels af. Aan de voet ervan vormen zich knoppen, die zich in het volgende jaar tot nieuwe planten ontwikkelen.
Moeraswolfsklauw is een soort van pionierplekken op zandgrond en de meest uitgesproken pionier van de drie besproken wolfsklauwsoorten (WEEDA et al., 1985). De sporen kiemen snel als ze een geschikte plek hebben bereikt. Hij kan zich dan ook snel en sterk uitbreiden en daarbij uitgestrekte matten vormen (WEEDA et al., 1985). Dit is op de Brunssummerheide goed te zien. Moeraswolfsklauw is over het algemeen gebonden aan natte standplaatsen die in de winter onder water staan. De soort is dan ook vooral te vinden langs oevers van vennen op kale grond (WEEDA et al., 1985). Op de Brunssummerheide groeit hij in de natte heide langs de Rode Beek samen met Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), Pijpenstrootje (Molinia caerulescens), Gewone dophei, Struikhei (Calluna vulgaris), Trekrus (Juncus squarrosus), Veldrus (Juncus acutifloris) en Ruwe berk (Betula pendula).
In Nederland is Moeraswolfsklauw van de drie besproken wolfklauwsoorten de meest algemene soort. Vroeger kwam de soort vrij algemeen voor in de pleistocene zandstreken en de kalkarme duinen (WEEDA et al., 1985). Tegenwoordig is de soort vrij zeldzaam in het Pleistocene district, waartoe de Brunssummerheide wordt gerekend. In de rest van Nederland is de soort zeer zeldzaam (VAN DER MEIJDEN, 2005). In Limburg is hij vooral te vinden in Midden- en Noord-Limburg. Hier komt hij onder meer voor op de Meinweg, de Beegderheide, de Mariapeel en de Bergerheide.
In aangrenzend België komt Moeraswolfsklauw zeldzaam voor op oevers van drassige heidevennen in de Kempen (LAMBIMON, 1998). In Duitsland is de soort te vinden in de aangrenzende kilometerhokken, die net over de grens tegen de Brunssummerheide aanliggen (HAEUPLER, 2003). Hiertoe behoort onder meer de Teverener Heide, een gebied met heidevelden, heidevennen en verlaten grind- en zandgroeves. Dit gebied vertoont sterke overeenkomsten met de Brunssummerheide en vormt min of meer één groot aaneengesloten natuurgebied met de Nederlandse Brunsummerheide.