Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Kortsnavelboomkruiper

De Kortsnavelboomkruiper (Certhia familiaris macrodactyla) is in 1993 als broedvogel in Limburg ontdekt. De kleine populatie is vooral in het zuiden van de provincie te vinden met zwaartepunten in het Vijlener- en Vaalserbos en de bossen tussen Gulp- en Geuldal.


Biotoop.

De Kortsnavelboomkruiper bewoont vooral gevarieerde loofbossen. Eiken-berkenbossen en eiken-beukenbossen hebben hierbij de voorkeur. Het meest geliefd zijn structuurrijke bossen met relatief veel dood hout. Eiken-berkenbossen bevinden zich meestal op de plateau ´s en zijn doorgaans nog vrij jong (circa 60 jaar). De boomlaag bestaat uit Zomereik (Quercus robur) en Ruwe berk (Betula pendula). In de struiklaag groeien Hulst (Ilex aquifolium), Sporkenhout (Frangula alnus), Lijsterbes (Sorbus aucuparia), Gewone kamperfoelie (Lonicera periclymenum) en Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus). Op de hellingen liggen de eiken-beukenbossen met een ouderdom van 50 tot 120 jaar. In de boomlaag staan naast Zomereiken, ook Beuken (Fagus sylvatica), Zoete kers (Prunus avium), Gewone es (Fraxinus excelsior), berk en Haagbeuk (Carpinus betulus). Monotone opslagen zonder enige structuur door variatie in leeftijd, zoals de plantages van Zomereiken in het Vijlener- en Vaalserbos, worden gemeden. De dieren hebben een voorkeur voor oudere bossen vanwege het betere voedselaanbod en de betere nestmogelijkheden. In oudere bossen is vaak ruimte achter loshangende schors en in boomspleten.


Gedrag.

De dieren nestelen doorgaans op anderhalve tot twee meter hoogte. De zang begint in februari met zingen en bereikt een eerste zangpiek tussen eind februari en begin maart. De zang is het beste kenmerk om de soort te onderscheiden van de Boomkruiper (Certhia brachydactyla).