Rechte driehoeksvaren. Rechte driehoeksvaren (Gymnocarpium robertianum) heeft in het bovenste deel van de bladsteel, op de hoofdas en aan de onderzijde van de bladschijf talrijke kleine klierharen. De bladsteel is fors en kan wel 2,5 millimeter dik worden. De matte, donkergroene bladschijf is dik en taai, enigszins leerachtig zelfs. Deze maakt geen hoek met de bladstengel. De onderste blaadjes van de eerste orde zijn veel kleiner dan de rest van het blad. De bladrand is vaak ingerold. Rechte driehoeksvaren wordt tien tot vijftien centimeter hoog. De sporen zijn rijp tussen juli en september. Rechte driehoeksvaren groeit in spleten in kalksteenrotsen, op puinhellingen, oude muren. Het is een soort van plekken met veel licht. De soort komt voor in de gematigde en koude streken van het noordelijk halfrond. Rechte driehoeksvaren is in Limburg altijd zeldzaam geweest op rotsen. Al van voor de tijd van A. de Wever, de bekende Limburgse botanicus uit het begin van de vorige eeuw, is de soort bekend van Geulhem. In het midden van de 20e eeuw verdween ze hier echter. Later werd ze in de buurt weer teruggevonden. Anno 2010 groeit Rechte driehoeksvaren in Groeve ´t Rooth en bij Geulhem.