Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Plantengemeenschap van de Bleekgele hennepnetel (Galeopsietum segetum).

Op de zuidhellingen, waar de zon de zwarte leisteenrotsen tot extreem hoge temperaturen verhit, vinden we een bijzondere plantengemeenschap, de gemeenschap van de Bleekgele hennepnetel (Galeopsietum segetum). Deze plantengemeenschap is te vinden op puinhellingen. Deze komen van nature vooral in de Alpen voor en zijn daar veel beter ontwikkeld dan in onze streken. In de Eifel zijn natuurlijke puinhellingen veel zeldzamer. Door de aanleg van wegen zijn hier wel veel kunstmatige puinhellingen ontstaan. De vegetatie kan zich alleen handhaven op puin dat steeds weer verder naar onder schuift en dus in beweging is. Op rustend puin worden de planten vaak snel verdrongen door bramen en bremstruwelen. De plantengemeenschap van de Bleekgele hennepnetel is sterk kalkmijdend en is vooral te vinden in subatlantische, d.w.z. matig oceanisch beïnvloedde klimaatgebieden.
Het is dus niet, zoals vele andere puinvegetaties een afstammeling van de alpine puinvegetaties, maar een eigen plantengemeenschap welke voorkomt in westelijke delen van de middelgebergtes. De kenmerkende soort hiervan is de Bleekgele hennepnetel (Galeopsis segetum). Deze plant valt op door haar grote, bleekgele bloemen en haar late bloeitijd, ze bloeit pas vanaf augustus (in warme en vochtige zomers ook wel eens vanaf eind juli). Minder bekend -en vaak ook niet in de flora opgenomen- is de roodbloeiende vorm van de Bleekgele hennepnetel, die alleen in de bloemkleur verschilt van de gangbare vorm. Veel zeldzamer is de Lancetbladige bastaardwederik (Epilobium lanceolatum). Deze is van andere soorten bastaardwederik te onderscheiden door de vier gescheiden stempels en de smalle, duidelijk gesteelde bladeren. Ook Kleverig kruiskruid (Senecio viscosus) is een typische begeleidende soort. Deze plant dankt haar naam aan de vele klieren die de plant met een kleverige laag bedekken. Tenslotte wordt zo nu en dan de Gestreepte leeuwenbek (Linaria repens) aangetroffen. In het dal van de Rur is heel vaak ook Moederkruid (Tanacetum parthenium) te vinden. Deze reeds lang gebruikte medicinale plant is waarschijnlijk verwildert uit boerentuinen in de omgeving. Andere soorten die we hier kunnen aantreffen zijn Noordse streepvaren (Asplenium septentrionale), Hemelsleutel (Sedum telephium) en Grasklokje (Campanula rotunifolia).