Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Flora in het Ahrdal tussen Altenahr en Ahrweiler.

    

              Wijngaarden staan zelfs op de steilste hellingen.    Kalkaster (Aster linosyris).


Tussen de wijnstokken en op de droge stapelmuren tussen de wijngaarden groeien planten die zich hebben aangepast aan de droge omstandigheden en bestand zijn tegen de extreme temperaturen. Dit hangt samen met het bijzondere klimaat van het Ahrdal. Deze vegetatie wordt xerothermale-vegetatie genoemd. Xero betekend droogte en thermaal heeft met de temperatuur te maken.
Vetplanten, waaronder Wit vetkruid (Sedum album), Sedum maximum, Muurpeper (Sedum acre), Zacht vetkruid (Sedum sexangulare) en Tripmadam (Sedum rupestre), hebben zich met hun dikke bladeren aangepast aan deze omstandigheden. Schubvaren (Ceterach officinarum), rolt bij grote hitte zijn bladeren op en beschermt zich zo tegen uitdrogen.
De natuurlijke vegetatietypes die hier voorkomen heten “Felsheide” en “Felsengebüsche”. Deze komen voor van Kreuzberg naar het oosten toe. Hier is het microklimaat dusdanig dat hier vele zeldzame soorten opduiken. De soortensamenstelling wordt gevormd door vele soorten die van mediterrane, submediterrane of zuid-europees-continentale herkomst zijn. Vele soorten komen ook in het Rijndal voor en bereiken in het dal van de Ahr hun noord- danwel noordwestgrens. Deze soorten komen samen met de in de (Ahr-)Eifel elders ook voorkomende soorten van montane, pre-alpiene, noordelijke en subatlantische herkomst en zorgen zo voor een bonte, unieke florasamenstelling. Door het smalle dal, waarvan de hellingen dan weer eens naar het oosten, dan weer naar het westen, zuiden of noorden gericht zijn, wisselt de standplaats van de planten ook voortdurend. Ook bodemsamenstelling en geomorfologie van het dal zijn steeds weer anders.
Kenmerkend voor de warmteminnende plantengemeenschappen zijn het Brilkruid (Biscutella laevigata), Grote graslelie (Anthericum liliago), Wimperparelgras (Melica ciliata), Blaassilene (Silene vulgaris) en de Kalkaster (Aster linosyris). Deze laatste bloeit pas aan het eind van de vegetatieperiode en is een vertegenwoordiger van de Mediteraan-Pontische flora. Samen met deze soorten komen ook soorten voor als Muizenoortje (Hieracium pilosella), Voorjaarsganzerik (Potentilla verna), Schapengras (Festuca ovina), Wilde tijm (Thymus serpyllum) en Slangenkruid (Echium vulgare). Karthuizer anjer (Dianthus carthusianorum) en Kalkbedstro (Asperula cynanchica) zijn vertegenwoordigers van de plantengemeenschap van de droge graslanden.
Subatlantische soorten in het dal van de Ahr zijn Kruipbrem (Genista pilosa), Struikheide (Calluna vulgaris), Gewone brem (Sarothamnus scoparius) en Zonneroosje (Helianthemum nummularium). Tussen de wijnbergen groeien vaak ook struiken, zoals de Wilde dwergmispel (Cotoneaster integerrimus), Europees krentenboompje (Amelanchier ovalis), Weichselboom (Prunus mahaleb), Meelbes (Sorbus aria), Wilde kruisbes (Ribes uva-crispa) en Duinroos (Rosa pimpinellifolia). Ook groeien er kruidachtigen zoals Duinsalemonszegel (Polygonatum odoratum), Ruig viooltje (Viola hirta), Torenkruid (Arabis glabra), Armbloemige scheefkelk (Arabis pauciflora) en Torenscheefkelk (Arabis turrita).
Op de stapelmuurtjes tussen de wijngaarden en op de overige natuurlijke rotsen groeien allerlei soorten varens, waaronder de Muurvaren (Asplenium ruta-muraria), Noordse streepvaren (Asplenium septentrionale), Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) en Zwartsteelvaren (Asplenium adiantum-nigrum).
Op los, schuivend puin groeit Spaanse zuring (Rumex scutatus) met typerende spiesvormige, doffe, blauwgroene bladeren. De planten hebben een stengel die onderaan ietwat verhout is.
Op vrijwel kale rotsen groeit Overblijvende hardbloem (Scleranthus perennis).
Op de bijna kale rotsen groeit de de zeer zeldzame Rotsanjer (Dianthus gratianopolitanus), een tien tot dertig centimeter hoge anjer met welriekende, alleenstaande bloemen die in de tweede helft van mei en de eerste helft van juni bloeien.
De bossen bestaan vaak uit Zomereiken (Quercus robur), Zomerlinde (Tilia platyphyllos), Hazelaar (Corylus avellana), Zoete kers (Prunus avium), Rode kornoelje (Cornus sanguineum) en Haagbeuk (Carpinus betulus). In de open bossen groeien onder meer Duinsalomonszegel (Polygonatum odoratum), Ruig viooltje (Viola hirta), Bergvenkel (Libanotis montanus), Sikkelgoudscherm (Bupleurum falcatum) en Witte engbloem (Vincetoxicum hirundinaria). Meer algemene soorten zijn Valse salie (Teucrium scorodonium),