Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Bakhuis.


Het bakkes of bakhuis was in vroeger dagen een heel belangrijk gebouw in de Limburgse dorpen. Niet alleen werd hier het brood gebakken, ook de vlaaien die bij feestelijke gelegenheden, zoals de bronk of de kermis, op tafel kwamen, werden hierin gebakken. Het bakhuis lag altijd ietwat van het hoofdgebouw verwijdert, dit natuurlijk om te voorkomen dat er brand ontstond. De boerderijen en de huizen waren toen immers nog met stro gedekt en konden snel vlam vatten. In speciale wetten was vastgelegd dat de afstand tussen bakhuis en woonhuis of schuur minstens 18 meter moest bedragen. Op de daken werd daarom vroeger vaak Huislook geplant, dat het brandgevaar kon afwenden. Het bakhuis had doorgaans een voorbouw met aan de zijkant legplanken waarop het brood of de vlaaien neergelegd konden worden.
Het bakhuis werd gebouwd met kalksteen, leem en hout. In plaats van kalksteen werd ook wel vuursteen of baksteen gebruikt. Eerst werd een fundament van kalksteen of ander gesteente gemaakt. Daarop werden twee ronde houten draagbalken gelegd. Deze werden weer afgedekt door dunnere ronde houten dwarsliggers. Op deze balkenlaag kwam een leembed waarop een laagje kalkzandmortel kwam waarop dan de plavuizen werden gelegd die als ovenvloer dienden. De voorgevel van de oven werd uit veldbrandsteen opgemetseld, waarbij men wel ruimte overliet voor de ovenmond. Ook de schoorsteen werd al gemetseld. Daarna werd op de ovenvloer een grote berg losse aarde gestort, die steun moest bieden aan de ovenwand. Een 15 tot 20 centimeter dikke leemlaag, die goed met gehakt stro was gemengd, werd op de berg aarde gestort. Nadat dit goed was aangedrukt werd begonnen met de bouw van het dak boven de oven. Dit werd met dakpannen gedekt. Nu volgde een rustperiode van enkele weken om de leem te laten drogen. Daarna haalde men wat aarde uit de ovenmuil en stookte de oven op. Naarmate de leem harder werd, kon er meer leem worden weggehaald. Na 10 tot 14 dagen was alle grond uit de oven gehaald en de leem zover uitgehard dat de oven gebruiksklaar was.
Een bakoven kon wel een halve eeuw meegaan, mits er regelmatig gebruik van werd gemaakt. Als hij niet gebruikt werd, zogen de muren water op en storten na verloop van tijd in.


Brood bakken.

Het graan waarmee gebakken werd, bewaarde men op zolder in zakken of vruchtenkaren, dit waren cylindervormige manden die uit roggestro en braamstengels gevlochten waren. Met de hondekar, paard en wagen of met de kruiwagen werd dit naar de molenaar gebracht. Voor het bakken van bruinbrood werd roggemeel of een mengsel van tarwe- en roggemeel gebruikt. Het bakken gebeurde om de twee tot drie weken, meestal op vrijdag. Op donderdagavond werd de baktrog schoongemaakt en met broodmeel gevuld, er kwam wat zuurdeeg bij en het geheel werd met een deken afgedekt. ´s Nachts kreeg het deeg de kans te rijzen. Gist werd niet gebruikt voor het bakken van brood. Allleen voor het bakken van vla of witbrood werd biergist ofwel höffe gebruikt. Het bakken gebeurde op de vrijdag voor dag en dauw. Het deeg werd in hompen gesneden die met de hand verder gekneed werden en in de juiste vorm werden gebracht. Voor kleine gezinnen werden 10 tot 15 broden gebakken. Om de broden een bruine kleur te geven, werd er koffiewater op gesprenkeld.

Vla bakken.

Vla kreeg met saffraan een goudgele kleur. De vla werd op ouderwetse zwarte vla-platen zonder gegolfde rand gebakken. Op de plaat kwam raapolie (smout) om te voorkomen dat het deeg eraan vast plakte. Het deeg werd met een houten rol gerold, daarna op de vlaplaat gedaan en daarna kwam de spijs erop. Dit was of perenmoes met suiker en kaneel, appelmoes met krenten, rijstebrij, zure of zoete kersen, kruisbessen, frambozen of pruimen. Soms werd er ook kruimelvla gemaakt met suiker, boter en meel. Soms werd de spijs nog afgedekt met een laag deeg. Soms kwamen er ook reepjes deeg over de vla.