Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Aken

          

          Pontstraße.                                      Wolfstüre van de Dom.                    Dom Schip.

Aken is een grote stad in de noordwesthoek van de Eifel, de buitenwijken van de stad grenzen aan het Nederlandse Vaals of het Belgische Gemmenich. Het is dus geen wonder dat je in Aken naast Duits, ook Frans en Nederlands kunt horen. De taal van de Akenaren is overigens het Öcher Plat, hetgeen sterk lijkt op het dialect van Kerkrade en Vaals.
Aken is een stad waar je goed kunt winkelen, er zijn zowel grote warenhuizen als Lust for Life of Kaufhof, maar ook veel goede kleinere speciaalzaken. Voor goede reisgidsen of landkaarten kun je terecht bij de Mayersche Buchhandlung.
Natuurlijk bezoek je Aken in eerste instantie vanwege zijn prachtige gebouwen. Het mooiste, en oudste deel van de keizersstad, is geconcentreerd rondom de Dom en het Raadhuis. In het centrum liggen diverse kerken, mooie patriciërshuizen en musea. De stad is nog omgeven door resten van een stadsmuur en ook twee stadspoorten, het Ponttor en het Marschiertor, zijn nog behouden. Aan de buitenkant van het centrum ligt de bosrijke Lousberg met bovenop het draairestaurant en aan de voet ervan het Kurhotel.

Aken groeide in het begin snel, al in 1256, 100 jaar na de bouw van de eerste stadsmuur, de zogenaamde Barbarossamauer, werd de tweede stadsmuur gebouwd. Deze was echter ruim opgezet, zodat er binnen de stadsmuren voldoende ruimte was voor grote tuinen waarin het voedesel voor de bevolking verbouwd werd.

Dom.

Het meest bijzondere bouwwerk in de stad is zeker de Dom, waarvan de oorsprong teruggaat op Karel de Grote. Uit zijn tijd stamt in ieder geval nog de achthoekige Palzkapel met de keizerlijke troon. Het plafond hiervan wordt gesierd door vele mozaïeken en er hangt ook een prachtige kandelaar. De stoffelijke resten van de keizer worden bewaard in de Karlsschrein. Een andere prachtige schatkist is de Marienschrein. Naast de Dom ligt de Domschatskammer, waar vele bijzondere sacrale voorwerpen worden bewaard. Daarnaast ook de Proserpina-sarcofaag, een romeinse grafkist uit de 2e eeuw na Christus.

Rathaus.

Het raadhuis heeft een prachtig versierde facade, waarop tientallen beelden te zien zijn. Het is gebouwd op de plek van een koningshof uit de Karolingische tijd. Hiervan resteert nog de onderste twintig meter van de Granustoren aan de oostkant van het stadhuis. Dit is een massieve, vierkante torens met een spits dak. De Karolingische Koningshof was een weerspiegeling van de wereldlijke macht van Karel de Grote en zijn opvolgers, het was een ruime hal waarin de koningen als ze in Aken waren, hun maal nuttigden. In de 13e eeuw was de hal echter bouwvallig geworden en niet veel later werd ze herbouwd. Dit gebeurde toen er een deling kwam van het oude Palzgebied tussen het Münsterstift en de burgerlijke stad. De burgerij liet op de plek van de voormalige koningshal nu een prachtig raadhuis met dezelfde omvang bouwen. De voorzijde was nu niet meer naar het geestelijke centrum van de stad, de Dom, met ervoor de Katschhof, het Karolingische keizerlijke forum, gericht, maar naar de Markt, het burgerlijke stadscentrum. In 1349 werd de bouw voltooid en in datzelfde jaar hield de net gekroonde keizer Karl IV in de grote Kroningzaal zijn feestmaal. In het midden van de 18e eeuw werd veel van de oorspronkelijke versiering door de Akense architect Johann Joseph Couven vervangen door barokke elementen. Ook binnenin werd bijna het gehele gebouw veranderd. Tussen 1840 en 1881 herstelde Friedrich Ark het gotische karakter, zodat het er weer uitziet als tevoren. Hierbij kregen de Granusturm en de Marktturm een torenspits. De beelden op de voorzijde van het raadhuis laten de zeven vrije kunsten en de veertien gilden van Aken zien. Ook zijn vele koningen en keizers afgebeeld, 31 daarvan werden in Aken tot koning gekroond.
De kroonjuwelen uit de schatkamer van Wenen, de sabel van Karel de Grote en diverse zwaarden herinneren aan de kroningen van maar liefst 30 koningen die tussen 936 en 1531 in de Krönungssaal plaatsvonden.

Markt.

Midden op het Marktplein staat een fontein met een standbeeld van Karel de Grote. Deze fontein werd al in 1620 opgericht. Het bronzen standbeeld van de keizer werd in Dinant gegoten. Prachtige panden aan de markt zijn onder meer Haus Zum Einhorn, een pand met blauwstenen omlijstingen om de ramen en een gouden eenhoorn als uithangbord. Daarnaast ligt Haus Löwenstein, een massief bouwwerk uit baksteen met een hoektorentje en kantelen. Het was één van de weinige panden die de stadsbrand van 1656 overleefde. Nog iets verderop staat de Karlsapotheke, een mooi gebouw met blauwstenen raamlijsten in Maaslandse rennaissance-stijl uit 1790. Een curiositeit is cafe Postwagen, een prachtig houten vakwerkhuis dat van houten luiken voorzien is. Het leunt als het ware tegen de zijgevel van het raadhuis aan.

Binnenstad.


     

             Rathaus vanaf de Katschhof.                                     Elisengarten met Dom en St. Folianskerk.

Voor de Domhof ligt de Fischmarkt, waarop onder enkele Linden (Tillia sp.) het aandoenlijke standbeeld van het Fischpudelchen staat. Dit is een naakt jongetje met twee waterspuwende vissen in zijn handen. Ertegenover ligt het Grashaus, een massief gebouwd pand dat in 1267 als eerste stadhuis van Aken gebouwd werd. De onderste verdieping diende vroeger als gevangenis en had derhalve geen ramen. Prachtig zijn de spitsbogige ramen. Naast de Dom ligt de St. Foillankerk, in de 12e eeuw als eerste parochiekerk van de nog kleine stad gebouwd. In de Tweede Wereldoorlog werd de kerk zwaar beschadigd. Binnenin staat een levensgroot houten Mariabeeld uit 1420. Voor de rest is de kerk vrij saai. Aan de zijkant van de Krämergasse met de Spielbrunnen en vele kleine winkeltjes ligt de Hof. Dit is een driehoekig plein met een reconstructie van de zuilengalerij die bij de Romeinse badgebouwen hoorde. Ze hoorden bij een zuilengalerij die een bronheiligdom uit de antieke tijd omgaf. Een klein intiem straatje, de Körbergasse, met een mandenwinkeltje, leidt naar het oudste café van de stad, Van der Dalen. Voor dit café staat het standbeeld van een meisje met een enorme print, een lokale lekkernij. Tussen de Hof en het raadhuis ligt de Hühnermarkt met daaraan het Couvenmuseum. Dit is gevestigd in Haus Monheim, een pand dat gebouwd is in een overgangsstijl naar het burgerlijke classicisme. Het werd in 1786 door Jakob Couven gebouwd voor de apotheker Andreas Monheim. In het museum is dus logischerwijze ook een ouderwetse apotheek gevestigd. Daarnaast zijn er diverse stijlkamers ingericht waarin de bezoeker kan ervaren hoe het leven in de 18e en 19e eeuw er bij de gegoede Akense burgerij uitzag.

Aan de Großkölnstraße ligt de parochiekerk St. Nikolaus, de enige gotische kerk van de stad die in haar oorspronkelijke aanzien de Tweede Wereldoorlog overleefde. Binnenin valt het lichte, ruime interieur erg op. De kerk werd in 1327 door Franciscaners gebouwd op de plek van een verdwenen klooster. In de 17e eeuw werden barokaltaren in de kerk geplaatst. De ronde zuilen zonder opsmuk lopen uit in spitsbogen die in het plafond samenkomen. Voor de kerk brengt een bronzen standbeeld van drie vrouwen onder een paraplu, een kunstwerk van Heinz Tobolla, een eerbetoon aan het Akense weer. In het lokale dialect wordt de stad ook wel het „Reanloag“, het gat waar het altijd regent, genoemd.

Een ander straatje dat van de Markt aftakt is de Pontstraße. Deze loopt tussen Haus Löwenstein en de Karlsapotheke door. Het is, wanneer u van buitenaf komt, zeker de mooiste straat om op de Markt te belanden. Een opvallend gebouw in het bergoplopende straatje is het Große Haus von Aachen, opgetrokken uit massieve vierkante stenen rond 1495. Het was het pand vanwaaruit de rijke burger Heinrich Dollart handel dreef. Vanaf 1931 is hier het Internationale Zeitungsmuseum gevestigd, waarin kranten vanaf de 16e eeuw en andere zaken uit de wereld van de gedrukte massamedia getoond. Waar de Pontstraße weer bergop gaat ligt de Theresienkirche, die tussen 1739 en 1748 gebouwd werd het interieur is van de hand van Couven. Het is een prachtige kerk met een rode facade en een interieur waarin met name het fraaie houtsnijwerk opvalt. Verderop in de Pontstraße liggen de vele eetgelegenheden waar de studenten van de Technische Hochschule van Aken hun middaglunch gebruiken op een terras of ´s avonds uitgaan. Nog iets verder, vlakbij de.................. kirche, ligt het fraai versierde priorhuis van het voormalige kruisherenklooster. De facade draagt sporen van de franse barokstijl. Aan het eind van de Pontstraße ligt de stadspoort Ponttor. Deze stadspoort ziet er indrukwekkend uit met zijn twee hoge torens en kantelen. Ze maakte deel uit van de tweede stadsomwalling uit de 13e eeuw. Vlakbij het station staat een andere stadspoort, het Marschiertor. Deze is veel kleiner dan het Ponttor, maar eveneens goed behouden. Het Marschiertor behoorde ook tot de tweede stadsmuur en werd ook rond 1300 gebouwd.

Elisenbrunnen en Stadttheater.

In het centrum van de stad ligt de Elisenbrunnen, een prachtige galerij met kranen waaruit warm, zwavelhoudend water stroomt. Het is heerlijk om hier doorheen te wandelen, hoewel de plaatselijke jeugd met skateboards het gebied ook kan waarderen. De Elisenbrunnen ontstond tussen 1822 en 1827. Erachter ligt een klein stadspark, waar ´s zomers hele groepen mensen op het gras liggen. In de buurt ligt ook het Stadttheater, dat gebouwd werd in de stijl van het monumentale Berlijnse classicisme. Het gebouw lijkt op een antieke tempel met ervoor een open hal met Ionische zuilen. Het idee was van Karl Friedrich Schinkel en de bouw kwam voor rekening van de Akense architect Johann Peter Cremer.

Lousberg en Kurviertel.

De Lousberg werd vanaf 1807 door de Franse bezetters al in een enorm park omgevormd. Dit gebeurde op de eerste plaats door bomen aan te planten op de toen nog kale heuvel die tot dan toe vooral gebruikt werd om schapen te weiden en als oefenterrein voor de schutterij. Verder werden er mooie, kronkelige wandelpaden aangelegd. Al in 1806 was er een burgerinitiatief om de Lousberg mooier te maken. Deze trok de tuinarchitect Maximilian Weihe, een neef van Lenée, de tuinarchitect van Potsdam, aan. In 1818 werd de Lousberg beplant, dit gebeurde met geld dat met een loterij was opgehaald.
Er werd ook een ´Redoute´, een zaal waar gegeten, gedronken en gedanst kon worden, gebouwd. Dit was het ´Belvedère´. Er was een ronde zaal die met dikke zuilen was gebouwd. Daarnaast waren er bijgebouwen en een terras. Het eerste Belvedère was in 1818 al bouwvallig. In 1828 werd het gerestaureerd en vergroot. In 1836 brande het weer af en volgde in 1840 een nieuwbouw. Na de verwoesting in de Tweede Wereldoorlog werd het niet meer herbouwd. De fundamenten, en met name de zuilen van de ronde zaal, staan echter nog op de Lousberg.
Eén van de fraaie bouwwerken op de Lousberg is het Kersten´schen Pavillon dat door J.J. Couven werd gebouwd. Dit stond eerst in een tuin in de stad, maar moest hier in 1907 wijken voor de aanleg van een weg, en verhuisde toen naar de Lousberg. Het kleine paviljoentje is opgetrokken uit blauwsteen en heeft een met leien gedekt manasardedak. Het plafond is versierd met rococo-stucwerk. Ernaast staat een kunstig gesmeed sierhek met aan de onderzijde een muurfontein. Zowel het paviljoen, als het sierhek en de fontein zijn een ontwerp van J.J. Couven. In de jaren 1950-1960 werd het vrij kleine paviljoen als woonhuis gebruikt. Badkamer en keuken bevonden zich in de kelder, geslapen werd op de verdieping en in het midden lag de woonkamer.
Op de Lousberg staat ook een hoge watertoren met op de bovenste etage een restaurant dat langzaam ronddraait. Tijdens een drankje of het nuttigen van een kleine maaltijd gaat u in een uurtje helemaal rond en kunt u genieten van het uitzicht op afwisselend Aken, het Aachener Wald of de Eifel. In de Franse tijd stond hier een Monopteros, een klein tempeltje dat door Leydel gebouwd was.
Op de top van de Lousberg staat een Obelisk, in 1807 gebouwd als monument ter ere van Napoleon. Erbovenop stond een Gallische haan. Het was echter niet alleen een monument, maar de van ver zichtbare zuil diende ook een praktisch doel. In die tijd had Jean Joseph Tranchot namelijk de opdracht om het Rijnland in te meten en kaarten te vervaardigen waardoor het leger zich sneller zou kunnen verplaatsen. De Obelisk diende daarbij als meetpunt. Met de val van Napoleon werd de obelisk in 1814 verwoest. Men hoopte namelijk eronder een schat te vinden. Deze was er helaas niet. Een jaar later, in 1815, bij de komst van de Pruisen, werd de Obelisk herbouwd, nu als meetpunt bij de kaart van Von Müffling & Tranchot.
Aan de voet ervan ligt het Kurviertel, waar zich het casino, het Kurhotel Quellenhof, de Kurmittenhf en het Neue Kurhaus bevinden. Dit hotel werd in 1916 gebouwd. Voor het Casino ligt een klein parkje met een langgerekte vijver met een fontein erin. Vooral ´savonds, als het verlicht is, ziet dit er prachtig uit.

Burtscheid.

Een stukje buiten het centrum van Aken ligt de wijk Burtscheid. Burtscheid ontstond rondom de heetste bronnen van Europa, 74 º Celsius. Al in de Romeinse tijd was hier bewoning aanwezig.

Parken.

Aken kent vele parken en groenstroken. Deze strekken zich uit van de Lousberg, via het stadspark naar het Westpark.De parken worden gebruikt voor allerlei doeleinden, zo is de Elisengarten, direct achter de Elisenbrunnen, een geliefde plek om even te pauzeren tijdens het winkelen. Er liggen ook enkele terrassen waar je terecht kunt voor een kop koffie.


Oudste bewoning.

De oudste sporen van menselijke bewoning in Aken stammen uit de Steentijd. Rond 4700-4500 voor Christus lag er een primitieve nederzetting op het grondgebied van de huidige stad. Vondsten van een vuurstenen vuistbijl, keramische scherven en gereedschap dat gebruikt werd om hout te bewerken werden in 2012 gedaan in de Ritter Chorusstraße. Ze stammen van de Rössenercultuur, een periode waarin akkerbouw en veeteelt een voorzichtige start maakten en de eerste dorpen ontstonden. Deze dorpen bestonden uit 3 tot 6 houten langhuizen van 20 tot 30 meter lengte. Dergelijke bewoningssporen zijn overigens in Aken nog niet aangetroffen, maar wel typisch voor de Rössenercultuur.

Stadsbrand van 1656.

Op 2 mei 1656 om 8.00 uur ´s ochtens leegde een bakker zijn oven. De uitgebrande kolen werden naar de zolder gebracht om daar verder af te koelen. Dit bleek een grote fout want het vuur laaide weer op en zette de stad in de grootste brand die het in haar geschiedenis had meegemaakt. Daarbij speelde de zuidoostenwind, die het vuur oprakelde, een niet onbelangrijke rol. Door het steeds weer draaien van de wind was later op de dag ook niet goed te voorspellen in welke richting het vuur zou gaan. Daarnaast dacht de burgemeester met een aanval op de stad te doen te hebben. Hij riep daarop de bevolking op de stad te verdedigen, waardoor er te weinig mensen waren om te helpen bij het blussen. Het middeleeuwse Aken, met veel dicht opeengepropte vakwerkhuizen met strogedekte daken was een gemakkelijke prooi voor het vuur. In die tijd woonden er 15.000 mensen in de stad. Na de brand bleek 90% van de huizen verwoest te zijn. In totaal werden 4000 huizen, kerken en kloosters getroffen. Als door een wonder vielen er maar 17 doden. De brand liet een grote indruk achter. De nederlandse dichter Joost van den Vondel wijdde er zelfs een gedicht in de Kroon der steden aan: „Geen leger hoeft u t´overwinnen, Een vonk, uw vijand, schuilt van binnen“. Na de brand werd besloten dat huizen vanaf dan enkel nog in steen en met leiengedekte daken mochten worden gebouwd. Een ander gevolg van de brand was dat veel protestanten, die toch al minder geliefd waren in Aken, hun heil elders zochten. De koperslagers trokken naar Stolberg, de lakenmakers naar Vaals en de wapensmeden naar Luik. Dit zorgde voor een crisis in de lokale economie. Enkel de arts Franziskus Blondel uit Luik profiteerde ervan door het eerste kuurcentrum te bouwen op de puinhopen van de binnenstad.